ECLI:NL:HR:2010:BK6926
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake schuldheling
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 2 mei 2007 werd gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1954. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Utrecht. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof. De Hoge Raad heeft op 9 februari 2010 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep in cassatie werd verworpen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar twee middelen. Het eerste middel betrof de klacht dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase was overschreden. De Hoge Raad oordeelde dat dit middel gegrond was, maar besloot dat er geen rechtsgevolg aan deze overschrijding verbonden zou worden, gezien de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken en de tijd die verstreken was sinds het instellen van het cassatieberoep.
Het tweede middel betrof de klacht dat het Hof had nagelaten om de redenen op te geven waarom het was afgeweken van het door de verdediging ingenomen standpunt dat er geen sprake was van schuldheling. De Hoge Raad verwierp dit middel, omdat het niet met voldoende precisie was onderbouwd.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.