ECLI:NL:HR:2010:BK6923
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Oordeel over overschrijding van de redelijke termijn in ontnemingszaak
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde is. De betrokkene, geboren in 1975 en wonende te [woonplaats], heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. H. Sytema. De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot een vermindering van het ontnemingsbedrag en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft op 23 maart 2010 uitspraak gedaan en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Dit is het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. De Hoge Raad oordeelt dat, hoewel de redelijke termijn is overschreden, dit niet leidt tot cassatie. De overschrijding van de redelijke termijn zal worden gecompenseerd in de hoofdzaak, die samenhangt met deze ontnemingszaak. De Hoge Raad verwerpt uiteindelijk het beroep, zonder dat aan de overschrijding van de redelijke termijn rechtsgevolgen worden verbonden.