ECLI:NL:HR:2010:BK6922
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Beroep op de inkeerbepaling in belastingzaken en de beoordeling van de redelijke termijn in cassatie
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, waarbij de verdachte, een besloten vennootschap, werd beschuldigd van het opzettelijk indienen van een onjuiste aangifte omzetbelasting. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelt dat de belastingplichtige redelijkerwijs moest vermoeden dat de belastingdienst op de hoogte zou raken van de onjuistheid van de aangifte. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete, en vermindert deze van € 7.500,- naar € 6.750,-. De zaak betreft ook de toepassing van de inkeerbepaling uit de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), waarbij de Hoge Raad vaststelt dat de verdachte niet aan de voorwaarden voldeed om een beroep te doen op deze bepaling, omdat hij redelijkerwijs moest vermoeden dat de belastingdienst al op de hoogte was van de onjuistheid van de aangifte. Daarnaast wordt vastgesteld dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de geldboete.