ECLI:NL:HR:2010:BK6903

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/10839
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsklachten in cassatie tegen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam inzake witwassen van geld

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de verdachte is veroordeeld voor het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag. De verdachte, geboren in 1972, werd op 3 april 2005 op Schiphol aangehouden met een totaalbedrag van 63.430 Zwitserse francs, dat hij had verborgen in zijn handbagage. De verdachte verklaarde dat het geld afkomstig was van de autohandel en dat hij het had opgehaald in Zwitserland voor zijn broer, die het op de zwarte markt had verworven. De advocaat-generaal concludeerde tot vernietiging van het arrest van het hof en terugwijzing van de zaak. Het hof oordeelde dat de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld niet aannemelijk was, mede omdat hij het geld had verstopt en het op de zwarte markt was omgewisseld. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze tot vijf maanden en drie weken, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, wat leidde tot de strafvermindering.

Uitspraak

9 februari 2010
Strafkamer
Nr. 07/10839
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 7 augustus 2007, nummer 23/004836-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam dan wel verwijzing naar een aangrenzend gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 3 april 2005 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, de herkomst en verplaatsing van een voorwerp te weten een geldbedrag van 63.430,- ChF (EUR 40.767,41) heeft verhuld, en voornoemd geldbedrag voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat voornoemd geldbedrag -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op zondag 3 april 2005 bevond ik mij in dienst op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Ik was samen met diverse collega's op dat moment belast met de controle van reizigers met reizigershandbagage die op dat moment via de Noordhal de hal wilden verlaten. Collega [verbalisant 2] had een fles shampoo uit de bagage van een passagier die zojuist uit Zwitserland gearriveerd was (het hof begrijpt: de verdachte) door het x-ray apparaat gedaan en riep mij vervolgens om mijn visie hierover te geven. Vervolgens heb ik de controle overgenomen. De passagier had alleen één stuk handbagage bij zich.
In de fles bevonden zich in totaal 19 rolletjes in plastic folie verpakt, met hierin bankbiljetten. Na telling van het geld bleek het totaalbedrag 18.850 Zwitserse francs te zijn (omgerekend € 12.227, 56).
Ik heb toen de visitatie van zijn handbagage hervat en trof in de tussenwand nog een vreemde plak aan. Deze plak was in zijn geheel ombonden met tape. Na verwijdering van de tape, bleek dit ook om biljetten Zwitserse francs te gaan. In totaal 6.680 Zwitserse francs (omgerekend € 4.333,16).
Ik zag op het beeldscherm van de x-ray dat in de wanden van de schrijfmap een vreemde vorm zichtbaar was. Ik heb toen de wanden van de schrijfmap bij het stiksel opengesneden. Ik trof hier toen ook een aantal stapels met bankbiljetten Zwitserse francs aan. Dit bleek om een totaalbedrag te gaan van 32.800 Zwitserse francs (omgerekend € 21.276,60). Na verdere controle in de handbagage vond ik tevens een envelop, met daarin een aantal Zwitserse francs. Na telling bleek dit een bedrag van 5.100 Zwitserse francs te zijn (omgerekend € 3.308,25).
Aangetroffen goederen:
Een totale inhoud van 63.430 Zwitserse francs."
2. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Op 3 april 2005 kwam ik aan in Nederland. Ik was van plan om de volgende dag de Zwitserse francs te wisselen voor euro's bij een officieel wisselkantoor.
Mijn broer heeft mij gevraagd om geld op te halen in Zwitserland. Het was de bedoeling dat ik het geld zou gebruiken om auto's te kopen op de automarkt in Utrecht. Mijn broer heeft in Nigeria het geld -afkomstig van mijn broer en zijn medewerkers- op de zwarte markt omgewisseld voor Zwitserse francs. Het omwisselen van geld bij banken is namelijk erg duur. Bovendien gaan veel banken failliet en zijn ze corrupt. De Zwitserse francs heeft mijn broer aan neef [betrokkene 1], die naar
Zwitserland reisde, meegeven. Omdat [betrokkene 1] niet over een Schengenvisum kon beschikken, moest ik het geld in Zwitserland ophalen. Uit angst voor ontdekking door de Nigeriaanse autoriteiten hebben mijn broer en [betrokkene 1] het (verpakte) geld verstopt. In Zwitserland heb ik ook nog geld in de tussenwanden van mijn eigen handbagage verstopt. Het geld was al verborgen in de bagage in Nigeria. Mijn broer heeft dit gedaan samen met de man die het geld van Nigeria naar Zürich heeft gebracht. Deze persoon heeft het geld aan mij overhandigd.
Het geld komt uit de autohandel en andere handel in tweedehands goederen. Het geld is niet gewisseld bij officiële wisselkantoren maar op de zwarte markt.
Ik moest het geld wisselen in euro's. Ik heb dat vaker gedaan. Ik weet niet hoeveel keer ik in het verleden geldbedragen heb gewisseld in Nederland. Ik was niet van plan het geldbedrag in één keer te wisselen. Dat is niet mogelijk. Het maximumbedrag dat je in één keer kan wisselen is Sfr. 10.000,00.
Het geld is niet via de bank overgemaakt omdat je op deze manier veel geld verliest. Je moet de bank veel commissie betalen en ze gebruiken een slechte wisselkoers."
3. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"In het kader van het strafrechtelijk onderzoek tegen voornoemde verdachte, [verdachte], heb ik, [verbalisant 3], ambtenaar van de Belastingdienst en buitengewoon opsporingsambtenaar, op 3 april 2005 onderzoek gedaan naar de onder de verdachte inbeslaggenomen bescheiden. Hierbij is ten aanzien van de handel in auto's het volgende bevonden met betrekking tot de uitvoer van een DAF truck, kenteken [AA-00-BB], omstreeks 29-03-2001.
In de bescheiden las ik dat de betreffende auto op 29-01-2001 was aangekocht op naam van [verdachte] voor een bedrag van Fl. 12.000,-.
Op één van deze bescheiden, een factuur van [A] B.V. te [plaats], gedateerd 29 januari 2001, staat vermeld dat deze factuur bestemd is voor [verdachte], [a-straat 1] te [woonplaats]. Op deze factuur is te zien dat daar waar de naam [verdachte] vermeld staat de laatste drie letters, te weten "[...]", middels de handtekening van verdachte [verdachte] zijn doorgehaald. Op een formulier waarop een kopie van het kentekenbewijs deel 1 is afgedrukt, staat naast deze afdruk vermeld:
[verdachte]
[a-straat 1]
[0000 AA] A'dam."
4. een overzicht van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, voor zover inhoudende:
Opdrachtgever [verdachte] ([geboortedatum]1972)
Transactie-datum 22-12-2003
valuta CHF
bedrag 10.000
bijzonderheden aankoop door GWK
Opdrachtgever [verdachte] ([geboortedatum]1972)
Transactie-datum 12-2-2004
valuta CHF
bedrag 15.000
bijzonderheden aankoop door GWK
Is volgens ons gelijk aan [verdachte].
5. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Op vragen van het hof en de advocaat-generaal betreffende de naam [verdachte], waarbij de verdachte stukken worden voorgehouden die betrekking hebben op [verdachte], verklaart de verdachte -zakelijk weergegeven-:
Ik wil niet verklaren over de naam [verdachte]."
2.2.3. Het Hof heeft voorts nog het volgende overwogen:
- in verband met bewijsmiddel 4:
"Op basis van bovenstaande opmerking (en gegevens in relatie met bewijsmiddel 3) constateert het hof dat
- zoals ook vermeld staat op de justitiële documentatie op beide namen - sprake is van één persoon met dezelfde voorna(a)m(en) [verdachte] en dezelfde geboortedatum, te weten: [geboortedatum] 1972."
- en voorts:
"Nadere bewijsoverweging
Het Hof neemt voorts de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking:
De verdachte is op 3 april 2005 op Schiphol aangehouden, nadat bij visitatie door de Douane van de handbagage in de tussenwand, de wanden van een schrijfmap, een enveloppe en in een shampoofles een hoeveelheid bankbiljetten in (kleine) coupures was aangetroffen. Het bleek in totaal te gaan om een bedrag van 63.430,- ChF (EUR 40.767,41).
De verdachte heeft bij zijn aanhouding omtrent (de herkomst van) het geld verklaard dat het geld afkomstig is van de autohandel en handel in tweedehands goederen.
De verdachte heeft ter staving van deze eerste stelling schriftelijke auto- en vrachtautobescheiden overgelegd, gedateerd uit een periode vanaf 1999, waaruit de koop en verscheping van (vracht)auto's en tweedehands goederen zou moeten blijken.
De verdachte heeft aangegeven dat hij het geld in Zwitserland heeft ontvangen van zijn neef en in zijn eigen, meegebrachte bagage heeft verstopt.
De door de verdachte gegeven verklaring over de herkomst en bestemming van het geld komen het hof niet aannemelijk voor op de volgende gronden:
- de verdachte heeft een deel van het geld verstopt in de tussenwand van zijn handbagage;
- het geld is van de Nigeriaanse munteenheid gewisseld in Zwitserse francs op de zwarte markt in Nigeria en de Zwitserse francs zouden vervolgens in Nederland moeten worden omgewisseld voor euro's;
- de overlegde bescheiden houden geen direct verband met de herkomst van het aangetroffen geld.
Het hof kan verdachte nog volgen in zijn verklaringen dat het geld in Nigeria op de zwarte markt is omgewisseld in buitenlandse valuta (Zwitserse Francs) en dat er aanleiding was de aanzienlijke som contant geld te verstoppen tijdens het vervoer vanuit Nigeria naar Zwitserland. De verklaring van de verdachte wordt naar het oordeel van het hof onaannemelijk vanaf het moment van aankomst van het geld in Zürich. De verdachte heeft er immers niet voor gekozen om het geld per bank vanuit Zwitserland naar Nederland over te laten maken, maar is speciaal naar Zürich gereisd om het geld aldaar op te halen en vervolgens -ook in de tussenwand van de door hem meegevoerde tas verstopt- verder per vliegtuig naar Nederland te vervoeren. Met deze reis heeft de verdachte onnodig extra kosten moeten maken en ontbrak de directe noodzaak tot verstoppen op het laatste gedeelte van het reistraject. Zowel deze extra kosten als ook de omstandigheid dat eerst Nigeriaanse valuta is omgewisseld in Zwitserse francs, terwijl die Zwitserse francs vervolgens in Nederland weer zouden moeten worden omgewisseld in euro's zijn tegenstrijdig met de verklaringen van de verdachte dat hij teveel geld zou verliezen door te betalen provisie en nadelige wisselkoersen bij het gebruik van banken. Bovendien ontbreken bescheiden (administratie), althans wil de verdachte ze niet overleggen, met betrekking tot de legaal gepretendeerde handel waarmee hij zich in Nederland bezig zou houden; ook ontbreekt iedere (papieren) verantwoording van het inbeslaggenomen geld.
Daarbij komt nog het volgende.
Op grond van de navolgende feiten en omstandigheden en temeer daar de verdachte voor de omstandigheden die redengevend zijn voor het bewijs van het hem tenlastegelegde feit, geen redelijke ontzenuwende verklaring heeft willen geven, is het hof tot het oordeel gekomen dat [verdachte] en [verdachte] namen zijn die de verdachte voert maar in feite één en dezelfde persoon betreffen.
Het hof beschouwt ook deze dubbele naamvoering als een aanwijzing dat de verdachte de herkomst van het meegebrachte geld heeft willen verhullen:
- bij de aanhouding is in de bagage van de verdachte een document op naam van [verdachte] aangetroffen. Het betreft een factuur die bestemd is voor [verdachte], [a-straat 1], te [woonplaats]. Op deze factuur is te zien dat daar waar de naam [verdachte] vermeld staat de laatste drie letters, te weten "[...]", zijn doorgehaald met de handtekening van de verdachte [verdachte];
- [verdachte] is op 22 december 2003 opdrachtgever van een wisseltransactie van 10.000 Zwitserse francs op het Grenswisselkantoor Amsterdam. Op 12 januari 2004 wordt geregistreerd dat [verdachte] opdrachtgever is van een transactie van 15.000 Zwitserse francs bij het Grenswisselkantoor Amsterdam. Als opmerking wordt genoteerd dat het vermoeden bestaat dat dit dezelfde persoon betreft als [verdachte];
- uit de justitiële documentatie op naam van [verdachte] blijkt dat zowel de verdachte [verdachte] als [verdachte] de voornaam "[verdachte]" dragen en beiden als geboortedatum, [geboortedatum] 1972, hebben;
- ter terechtzitting heeft de verdachte geen antwoord willen geven op vragen die betrekking hebben op de naam [verdachte].
Gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag van een misdrijf afkomstig is en de verdachte de herkomst van het geld kennelijk heeft willen verhullen."
2.3.1. Ten eerste klaagt het middel dat de bewijsvoering inconsistent is, omdat het Hof enerzijds overweegt het betoog van de verdachte te kunnen volgen voor zover dat inhoudt dat het geld in Nigeria op de zwarte markt is omgewisseld in Zwitserse francs en dat er aanleiding was de aanzienlijke som contant geld te verstoppen tijdens het vervoer van Nigeria naar Zwitserland, maar het Hof anderzijds verdachtes verklaring over de herkomst en bestemming van het geld niet aannemelijk heeft geoordeeld op de grond dat hij een deel van het geld heeft verstopt en het geld op de zwarte markt in Nigeria is omgewisseld in Zwitserse francs.
2.3.2. De klacht faalt, omdat van inconsistentie in de aangevallen overwegingen geen sprake is. Het Hof heeft de door de verdachte gegeven verklaring voor de wijze waarop het geld van Zwitserland naar Nederland is gebracht, te weten het vermijden van de kosten die een overboeking en het omwisselen via een bank zouden meebrengen, tegenstrijdig geoordeeld met het onnodig maken van de reiskosten gemoeid met het ophalen van het contante geld in Zwitserland en met het eerst omwisselen van het geld in Zwitserse francs, om dat vervolgens weer in euro's te moeten omwisselen. Dat het Hof de verdachte heeft gevolgd in zijn betoog dat het geld tijdens het vervoer van Nigeria naar Zwitserland moest worden verstopt, strijdt niet met 's Hofs oordeel dat de noodzaak daartoe ontbrak op het traject van Zwitserland naar Nederland.
2.4.1. Ten tweede houdt het middel een klacht in over het oordeel van het Hof dat verdachtes verklaring voor de wijze van transport van het geld van Zwitserland naar Nederland, te weten dat hij teveel geld zou verliezen door provisiekosten en nadelige wisselkoersen, tegenstrijdig is met het eerst omwisselen in Zwitserse francs en daarna in euro's en met het onnodig maken van reiskosten gemoeid met het ophalen van het geld in Zwitserland. Dit oordeel zou ontoereikend zijn gemotiveerd gelet op het ontbreken van precieze gegevens omtrent de reiskosten en de kosten die gemoeid zouden zijn met het overmaken en omwisselen van het geld via een bank.
2.4.2. Deze klacht faalt ook. Het Hof heeft geoordeeld dat het tweemaal in een andere valuta omwisselen van het geld en het per vliegtuig persoonlijk ophalen van het contante geld door de verdachte niet strookt met verdachtes verklaring voor de wijze van transport van Zwitserland naar Nederland met als strekking dat daarmee kosten zouden worden bespaard. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk, ook zonder de in het middel bedoelde gegevens. Dat met het omwisselen van geld kosten zijn gemoeid, is immers een feit van algemene bekendheid. Het tweemaal in verschillende valuta's omwisselen strookt daarom niet met het door de verdachte opgevoerde motief van kostenbesparing. Bij het ontbreken van een gemotiveerd en gespecificeerd tot het tegendeel strekkend betoog is voorts ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk het oordeel van het Hof dat de kosten gemoeid met het persoonlijk per vliegtuig ophalen van het contante geld hoger waren dan de kosten die met een overboeking per bank gemoeid zouden zijn geweest.
2.5.1. De derde en laatste klacht van het middel luidt dat de bewijsmotivering niet begrijpelijk is voor zover daarin betekenis is toegekend aan de keuze om het geld niet per bank vanuit Zwitserland naar Nederland over te maken, omdat de verdachte op zondag 3 april 2005 vanuit Zwitserland op Schiphol arriveerde en van algemene bekendheid is dat Zwitserse banken op zondag gesloten zijn.
2.5.2. De klacht faalt omdat de daarin genoemde omstandigheid niet in feitelijke aanleg is aangevoerd als reden voor de wijze waarop het transport van het geld heeft plaatsgevonden.
Nu deze stelling een onderzoek van feitelijke aard vergt, kan zij niet voor het eerst in cassatie worden betrokken.
2.6. Alle klachten falen zodat het middel geen doel treft.
3. Beoordeling van het tweede en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het vierde middel
4.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
4.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zes maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze vijf maanden en drie weken, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 9 februari 2010.