ECLI:NL:HR:2010:BK6872

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03654
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de nakoming van een overeenkomst in theaterproductie

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser], handelend onder de naam [A], en [verweerder] over de vraag of er een overeenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot een theaterproductie. [Eiser] heeft op 5 januari 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Breda, waarin hij de kantonrechter verzocht om te oordelen over drie vragen: of er een overeenkomst is, of [verweerder] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van die overeenkomst, en of [verweerder] het factuurbedrag van € 8.188,-- en de wettelijke rente verschuldigd is aan [eiser]. De rechtbank heeft in tussenvonnissen van 19 januari 2005 en 17 augustus 2005 en in een eindvonnis van 29 maart 2006 deze vragen bevestigend beantwoord.

Tegen deze vonnissen heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft op 15 april 2008 het tussenvonnis van 17 augustus 2005 bekrachtigd, maar het eindvonnis van 29 maart 2006 vernietigd. Het hof heeft de vragen in het petitum van het inleidend verzoekschrift ontkennend beantwoord, wat betekent dat het hof oordeelde dat er geen overeenkomst was of dat er geen tekortkoming was in de nakoming daarvan.

[Verweerder] heeft vervolgens het arrest van het hof aangevochten door beroep in cassatie in te stellen. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 5 februari 2010 en is openbaar uitgesproken door raadsheer W.A.M. van Schendel.

Uitspraak

5 februari 2010
Eerste Kamer
08/03654
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], handelend onder de naam [A],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 5 januari 2005 ter griffie van de rechtbank Breda, sector kanton, ingekomen verzoekschrift hebben [eiser] en [verweerder] de kantonrechter, op de voet van art. 96 Rv., verzocht de volgende vragen te beantwoorden:
- Is er tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen?
- Zo ja, is [verweerder] toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst?
- Zo ja, is [verweerder] uit dien hoofde het door [eiser] in rekening gebrachte factuurbedrag van € 8.188,-- en de daarover gerekende wettelijke rente verschuldigd?
De rechtbank heeft, na tussenvonnissen van 19 januari 2005 en 17 augustus 2005, bij eindvonnis van 29 maart 2006 voornoemde vragen bevestigend beantwoord.
Tegen de vonnissen van 17 augustus 2005 en 29 maart 2006 heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 15 april 2008 heeft het hof het tussenvonnis van 17 augustus 2005 bekrachtigd en het eindvonnis van 29 maart 2006 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vragen in het petitum van het inleidend verzoekschrift ontkennend beantwoord.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 23 december 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.A.M. van Schendel op 5 februari 2010.