ECLI:NL:HR:2010:BK6872
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de nakoming van een overeenkomst in theaterproductie
In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser], handelend onder de naam [A], en [verweerder] over de vraag of er een overeenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot een theaterproductie. [Eiser] heeft op 5 januari 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Breda, waarin hij de kantonrechter verzocht om te oordelen over drie vragen: of er een overeenkomst is, of [verweerder] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van die overeenkomst, en of [verweerder] het factuurbedrag van € 8.188,-- en de wettelijke rente verschuldigd is aan [eiser]. De rechtbank heeft in tussenvonnissen van 19 januari 2005 en 17 augustus 2005 en in een eindvonnis van 29 maart 2006 deze vragen bevestigend beantwoord.
Tegen deze vonnissen heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft op 15 april 2008 het tussenvonnis van 17 augustus 2005 bekrachtigd, maar het eindvonnis van 29 maart 2006 vernietigd. Het hof heeft de vragen in het petitum van het inleidend verzoekschrift ontkennend beantwoord, wat betekent dat het hof oordeelde dat er geen overeenkomst was of dat er geen tekortkoming was in de nakoming daarvan.
[Verweerder] heeft vervolgens het arrest van het hof aangevochten door beroep in cassatie in te stellen. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 5 februari 2010 en is openbaar uitgesproken door raadsheer W.A.M. van Schendel.