ECLI:NL:HR:2010:BK6590
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over partneralimentatie na echtscheiding
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de partneralimentatie na hun echtscheiding. De vrouw, verzoekster tot cassatie, heeft in eerste instantie bij de rechtbank Utrecht een verzoek ingediend om de man te verplichten maandelijks € 1.000,- aan haar te betalen als bijdrage in haar levensonderhoud. De rechtbank heeft dit verzoek op 30 juli 2008 afgewezen. Hierop heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 26 mei 2009 de beschikking van de rechtbank heeft bekrachtigd. De vrouw heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen deze beslissing van het hof.
De Hoge Raad heeft op 5 februari 2010 uitspraak gedaan in deze zaak. De raadsheren hebben geoordeeld dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vrouw dan ook verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de rechtbank en het hof in stand zijn gebleven.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de motivering van verzoeken om partneralimentatie en de rol van de Hoge Raad in het cassatieproces. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer W.A.M. van Schendel, en de zaak is behandeld door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk.