2.3. De Rechtbank heeft haar beslissing als volgt gemotiveerd:
"De enige vraag die partijen verdeeld houdt is de vraag of de litigieuze foto's al dan niet 'gevoelige gegevens' zijn in de zin van artikel 126nf, eerste lid, Sv juncto artikel 126nd, tweede lid, derde volzin, Sv die uitsluitend op grond van artikel 126nf/126uf Sv gevorderd mogen worden. Op grond van artikel 126nd, eerste lid, Sv, kan de officier van justitie in het daarin omschreven geval van een ander dan de verdachte opgeslagen of vastgelegde, dus historische, gegevens vorderen. De bevoegdheid tot het vorderen van ook andere dan identificerende gegevens kan ook zien op een bepaalde groep van personen of zich richten op onderzoek van gegevens, zonder dat deze op voorhand in verband kunnen worden gebracht met een of meer bepaalde personen. Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat de vordering van de officier van justitie niet betrekking kan hebben op persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven of lidmaatschap van een vakvereniging. Gevoelige gegevens zijn, aldus de Memorie van Toelichting op de artikelen 126nf en 126uf Sv (paragraaf 4.4.), gegevens die vanwege hun aard een indringende inbreuk kunnen maken op de persoonlijke levenssfeer. Zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 441, nr. 3, pag. 10. Voor de definitie van deze zogenoemde 'gevoelige gegevens' heeft de wetgever aansluiting gezocht bij artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), dat een identieke omschrijving geeft van de 'bijzondere gegevens' en, in overeenstemming met de EG-richtlijn bescherming persoonsgegevens, de verwerking van die gegevens in beginsel verbiedt. Uit de Memorie van Toelichting op artikel 16 Wbp blijkt dat het begrip "ras" dezelfde betekenis heeft als in artikel 1 van de Grondwet. Het begrip moet ruim worden opgevat en omvat ook huidskleur, afkomst en nationale of etnische afstamming. De toelichting op artikel 18 Wbp, dat in het eerste lid voorziet in een ontheffing van het verbod om gegevens betreffende iemands ras te verwerken met het oog op de identificatie van de betrokken persoon, houdt, voor zover van belang - het volgende in: "een voorbeeld is de met foto's voorziene identiteitspasjes die door een werkgever aan zijn werknemers worden verstrekt. (...) Aangezien van de foto op het pasje het ras van de werknemer kan worden afgeleid, valt de hier bedoelde verwerking (opm. rechtbank: bewaren in een kaartenbak of geautomatiseerde opslag) tevens onder artikel 8 van de richtlijn (de EG-richtlijn bescherming persoonsgegevens). (...) Omdat het gaat om een gevoelig gegeven, stelt het eerste lid wel een harde eis." Zie Tweede Kamer, vergaderjaar 1997-1998, 25 892, nr. 3, pag. 100-105. Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat een foto met iemands beeltenis of een pasfoto een persoonsgegeven betreffende iemands ras en dus een gevoelig gegeven in de zin van artikel 126nd, tweede lid, derde volzin, Sv is. Het beroep van de officier van justitie op de Aanwijzing Opsporingsbevoegdheden van het College van Procureurs-generaal d.d. 11 november 2004, waarin enkele voorbeelden worden gegeven van gevallen waarin een vordering op grond van artikel 126nd Sv kan worden gedaan, faalt. De grondslag voor ieder strafvorderlijk optreden is en blijft in de eerste plaats gelegen in de wet en de uitvoering daarvan dient te geschieden in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever, zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit de geschiedenis van de totstandkoming van de betreffende wet.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering tot het verstrekken van (pas)foto's van kaarthouders van een OV-chipkaart gegrond had dienen te zijn op artikel 126nf Sv en dat die vordering, afgezien van eventuele nadere aan een dergelijke vordering te stellen eisen, pas gedaan had kunnen worden nadat de rechter-commissaris de officier van justitie daartoe schriftelijk had gemachtigd. Dit brengt met zich dat het beklag gegrond is en dat de daarmee samenhangende verzoeken toegewezen kunnen worden."