"B2
Het hof stelt voorop dat bij de weergave van artikel 13 van de Flora- en faunawet richtinggevend is de wettekst, zoals deze officieel is gepubliceerd en afgedrukt in het Staatsblad.
B3
Het eerste lid van art. 13 Flora- en faunawet, zoals afgedrukt in Stb 1998, 402, luidt:
Het is verboden:
a. planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse of beschermde uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde inheemse of beschermde uitheemse diersoort, of
b. dieren behorende tot een niet beschermde uitheemse diersoort, te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin, te huren of te verhuren, te ruilen of in ruil aan te bieden, uit te wisselen of tentoon te stellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben.
Artikel 1 van het Besluit van 12 december 2001 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van een aantal artikelen van de Flora- en faunawet (...), zoals afgedrukt in Stb 2001, 656, luidt, voor zover van belang:
De artikelen (...) 13, eerste lid, met uitzondering van onderdeel b, van de Flora- en faunawet treden in werking met ingang van 1 april 2002.
B4
Tot de Kamerstukken betreffende de totstandkoming en inwerkingtreding van de Flora- en faunawet behoort een brief van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, gedateerd 9 februari 2001 (Kamerstukken II, 2000/2001, 23 147, nr. 127) waarin is uiteengezet dat de Europese Commissie de Nederlandse regering heeft verzocht art. 13, eerste lid, onder b, Flora- en faunawet niet in werking te laten treden wegens strijd met het vrije verkeer van goederen. De Commissie heeft, aldus deze brief, vastgesteld dat de uitbreiding van de verbodsbepalingen ten aanzien van niet bedreigde uitheemse diersoorten als opgenomen in art. 13, eerste lid, onderdeel b, van de Flora- en faunawet niet geschikt, niet noodzakelijk en niet evenredig is ter bescherming van het leven van dieren.
Ten aanzien van art. 13 Flora- en faunawet is in deze brief van de Staatssecretaris opgemerkt:
"De Flora- en faunawet bevat een aantal verbodsbepalingen. In artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Flora- en faunawet zijn verbodsbepalingen opgenomen voor het bezit, vervoer en de handel van beschermde inheemse en uitheemse dier- en plantensoorten. Artikel 13, eerste lid, onderdeel b, van de Flora- en faunawet breidt deze verbodsbepalingen uit tot niet beschermde uitheemse diersoorten."
B5
Naar het oordeel van het hof wijst reeds de tekst van artikel 13, eerste lid, Flora- en faunawet, zoals afgedrukt in het Staatsblad, uit dat er een misslag van redactionele aard is opgetreden. Het gestelde in de aanhef en onder a is zinledig, indien het niet gevolgd wordt door hetgeen - zoals in het Staatsblad afgedrukt - onder b volgt na het woord "diersoort". De hiervoor genoemde brief van de Staatssecretaris bevestigt dat het eerste lid van artikel 13 Flora- en faunawet aldus gelezen dient te worden, dat de daar omschreven gedragingen verboden zijn indien zij betrekking hebben op hetzij de planten of dieren genoemd onder a, hetzij de dieren genoemd onder b. Na "b. dieren behorende tot een niet beschermde uitheemse diersoort" had derhalve een nieuwe regel moeten aanvangen".