ECLI:NL:HR:2010:BK6147

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00548
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bewezenverklaring van het strafbare feit van diefstal van elektriciteit in vereniging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 februari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van diefstal van elektriciteit, gepleegd in de periode van 15 maart 2006 tot en met 25 april 2006, tezamen en in vereniging met een ander. De verdachte had een hennepplantage ingericht en daarbij de elektriciteitsmeter gesaboteerd om de kosten te verlagen. De bewezenverklaring van het feit dat het strafbare feit 'tezamen en in vereniging met een ander' was gepleegd, kon niet zonder meer worden afgeleid uit de inhoud van de bewijsmiddelen. De Hoge Raad oordeelde dat de bestreden uitspraak niet naar de eisen der wet met redenen was omkleed, wat leidde tot de vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling op het bestaande hoger beroep. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, en de raadsman van de verdachte had schriftelijk gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal, die had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van de bewezenverklaring in strafzaken.

Uitspraak

9 februari 2010
Strafkamer
Nr. 08/00548
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 24 januari 2008, nummer 21/002874-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman mr. de Boer heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt over de motivering van het onder 2 bewezenverklaarde.
3.2. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 15 maart 2006 tot en met 25 april 2006, in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (vanuit perceel [a-straat 1] aldaar) een hoeveelheid electriciteit, toebehorende aan [A] BV."
3.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik was eigenaar van de op 25 april 2006 opgerolde hennepplantage aan de [a-straat] te Hengelo (O). Vanaf 20 maart 2006 woonde ik daar met [betrokkene 1]. Tien dagen later ben ik een hennepplantage begonnen in deze woning, boven op zolder. Ik heb filters, lampen, cocosgrond en ongeveer 300 stekjes gekocht en de hennepplantage ingericht die ik verzorgde met een Marokkaanse jongen. Ik heb de elektriciteitsmeter gesaboteerd, zodat ik niet zoveel kosten zou hebben, door de meter los te maken waardoor hij niet door kon tikken."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Samen met [betrokkene 1] heb ik een plantage ingericht in de bedrijfsruimte met huisnummer [2]. [Betrokkene 1] en ik waren overeengekomen dat ik de bedrijfsruimte op mijn naam zou zetten om daar wiet te verbouwen. Samen met [betrokkene 1] heb ik uit drie kamers het oude zand gehaald waarna we samen hennepplantjes in de nieuwe grond in de drie kamers hebben geplant. In de bedrijfsruimte stond een blauw vat met wiet die ik erin had gedaan. We hebben de afspraak gemaakt dat ik voor de plantjes zou zorgen die in de loods stonden en die we samen hadden geplant."
c. de aangifte van een strafbaar feit, voor zover inhoudende:
"Op 25 april 2006 is een monteur van [A] B.V. naar perceel [a-straat 1] te Hengelo gegaan om ter plaatse de gas- en elektriciteitsinstallatie te onderzoeken op mogelijke onregelmatigheden. De monteur constateerde verboden handelingen aan de gas- en elektriciteitsinstallatie en trof het volgende aan: de gasmeter hing 180 graden gedraaid. Hierdoor werd de afgenomen energie ten behoeve van de hennepkwekerij niet via de meter geregistreerd. Er werd elektriciteit weggenomen."
d. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 25 april 2006 gingen wij naar perceel [a-straat 1] te Hengelo (O). Nadat we de woning hadden betreden hebben we deze doorzocht. Op de eerste etage zagen wij drie kamers waarvan er één nagenoeg geheel was ingericht voor een weedplantage. Op de zolder zagen wij zeventien transformatoren die aangesloten bleken te zijn op het elektriciteitsnet in deze woning. Daartussen was een tijdschakelmechanisme aangebracht. Tevens zagen wij een blauw plastic vat met water en een dompelpomp en twee plastic vaten met plantenvoeding. Wij zagen een afzonderlijke zolderkamer die volledig was ingericht met een weedplantage. De wanden waren afgeplakt met wit folie. Op de vloer was een bak met een soort bruine potgrond gemaakt waarin een groot aantal weedplanten stonden. Over de weedplanten was een wit net gespannen. Boven de weedplanten hingen negen assimilatielampen van elk 600 watt en een afzuiginstallatie. Een dompelpomp in het watervat was met een slang verbonden met een irrigatiesysteem in de voedingsbodem waarin de planten groeiden. Na telling bleken op deze zolderkamer 315 hennepplanten te staan van het geslacht cannabis."
e. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 25 april 2006 zijn wij binnengetreden in het perceel [a-straat 2] te Hengelo (O), zijnde een loods dan wel opslagruimte die verhuurd was aan dezelfde huurder als de huurder van het pand op nummer [1]. Wij troffen in de ruimte onder andere een blauwe ton aan met daarin plastic zakken met materiaal dat eruit zag als wiet. Na onderzoek bleek hierin 6362 gram wiet te zijn verpakt. Tevens troffen wij een grote hoeveelheid vuilniszakken aan met daarin bewortelde potgrond en negen plastic vaten met plantenvoeding. Achter de opslagruimte zagen wij twee kamers die ingericht waren als wietplantage zonder wietplanten. In de andere drie kamers stonden wietplantjes. Na telling zagen wij dat het ging om in totaal 1290 wietplanten. Verder troffen wij vijf koolstoffilters, twaalf assimilatielampen en een centrale afzuiging aan."
f. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"De in de loods aangetroffen zakken met een gewicht van 6362 gram waarvan wij vermoedden dat de inhoud marihuana was, is getest met de ODV verdovende middelen test. Hierbij werd positief gereageerd op de aanwezigheid van THC, zijnde de werkzame stof in marihuana. Het totale gewicht van deze marihuana bedroeg 6362 gram."
3.4. Aangezien de bewezenverklaring onder 2, voor zover behelzende dat het feit "tezamen en in vereniging met een ander" is gepleegd, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, is de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.5. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 9 februari 2010.