ECLI:NL:HR:2010:BK6140
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.F. Groos
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Schorsing rijbewijs en redelijke kennisgeving aan verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 maart 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs geschorst was. De schorsing was op 20 oktober 2006 door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) opgelegd, maar de verdachte stelde dat hij niet redelijkerwijs kon weten dat zijn rijbewijs geschorst was. De Hoge Raad oordeelde dat uit de enkele omstandigheid dat het besluit tot schorsing per gewone brief naar het GBA-adres van de verdachte was verzonden, niet zonder meer kon worden afgeleid dat de verdachte op de hoogte was van de schorsing. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
De zaak begon met een proces-verbaal van de politie waarin werd vermeld dat de verdachte op 10 november 2006 een bestelauto bestuurde, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs geschorst was. De verdachte had echter aangevoerd dat hij veelvuldig werd verwisseld met zijn broer en dat hij niet op de hoogte was van de schorsing. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs geschorst was, maar de Hoge Raad was van mening dat dit oordeel niet voldoende was onderbouwd. De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring niet voldeed aan de eisen van de wet, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de schorsing van zijn rijbewijs.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een duidelijke en redelijke kennisgeving aan de verdachte over de schorsing van zijn rijbewijs. De beslissing van de Hoge Raad heeft gevolgen voor de rechtspraktijk, omdat het de vereisten voor kennisgeving in vergelijkbare zaken verduidelijkt. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof voor een nieuwe beoordeling, waarbij rekening moet worden gehouden met de overwegingen van de Hoge Raad.