ECLI:NL:HR:2010:BK6053
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.A.C.A. Overgaauw
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over dividendbelasting en discriminatie in belastingheffing tussen binnenlandse en buitenlandse aandeelhouders
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de inhouding van dividendbelasting door een Nederlandse vennootschap, X3 B.V., op een dividenduitkering aan een aandeelhouder, J N.V., gevestigd in de Nederlandse Antillen. De belanghebbende had op 29 december 2005 een dividend van € 95.250.741 uitgekeerd en daarop dividendbelasting afgedragen. Na afwijzing van een verzoek om teruggaaf van deze belasting door de Inspecteur, heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de belanghebbende cassatie ingesteld, waarbij de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift indiende en incidenteel beroep in cassatie instelde.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de argumenten van de belanghebbende en de Staatssecretaris tegen het licht gehouden. De belanghebbende stelde dat de inhouding van dividendbelasting op de uitkering aan de buitenlandse aandeelhouder in strijd was met het Europese recht, met name met betrekking tot discriminatie en de vrijheid van kapitaalverkeer. De Hoge Raad oordeelde dat de vergeleken gevallen feitelijk en rechtens niet gelijk of vergelijkbaar zijn, en dat de middelen falen voor zover zij uitgaan van discriminatie. De Hoge Raad concludeerde dat de belastingclaim in het land van oorsprong definitief verloren gaat bij uitkering aan een niet aan Nederlandse belastingheffing onderworpen aandeelhouder, wat een wezenlijk andere situatie creëert dan bij binnenlandse aandeelhouders.
De Hoge Raad verklaarde het principale beroep in cassatie ongegrond, en oordeelde dat het incidentele beroep geen behandeling behoeft, aangezien het alleen was ingesteld voor het geval het principale beroep zou slagen. De proceskosten werden niet toegewezen. Deze uitspraak bevestigt de toepassing van de Wet op de dividendbelasting en de Belastingregeling voor het Koninkrijk, en biedt duidelijkheid over de fiscale behandeling van dividenduitkeringen aan buitenlandse aandeelhouders.