ECLI:NL:HR:2010:BK5992
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- W.A.M. van Schendel
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toepassing van de Wet Bopz en de rechtspositie van patiënten in psychiatrische instellingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 januari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de toepassing van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De zaak betreft een verzoek van betrokkene, die in een psychiatrisch ziekenhuis was opgenomen, om zijn klachten over de toepassing van dwangbehandeling te toetsen. De rechtbank Rotterdam had eerder een machtiging tot voortgezet verblijf verleend, maar betrokkene diende een klaagschrift in bij de klachtencommissie van het ziekenhuis, waarin hij zijn bezwaren tegen de grondslag van de separatie en de meldingsplicht aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg naar voren bracht.
De klachtencommissie verklaarde de klacht over de grondslag van de separatie gegrond, maar de rechtbank verwierp de verzoeken van betrokkene. In cassatie werd door de Hoge Raad beoordeeld of de rechtbank de klacht over de grondslag van de separatie terecht ongegrond had verklaard, nu deze al door de klachtencommissie gegrond was verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet de vrijheid had om deze klacht opnieuw te beoordelen, en verklaarde betrokkene niet-ontvankelijk in zijn verzoek met betrekking tot deze klacht.
Daarnaast werd de klacht van betrokkene over de meldingsplicht aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg verworpen, omdat deze niet onder de onderwerpen valt waarover ingevolge de Wet Bopz kan worden geklaagd. De Hoge Raad oordeelde verder dat de rechtbank had verzuimd te onderzoeken of de beperkingen in de bewegingsvrijheid van betrokkene rechtmatig waren opgelegd, en dat dit onderdeel van de klacht terecht was voorgesteld. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en verwees de zaak terug voor verdere behandeling.
Deze uitspraak benadrukt de rechtspositie van patiënten in psychiatrische instellingen en de noodzaak voor zorgvuldige procedures bij de toepassing van dwangbehandeling.