ECLI:NL:HR:2010:BK5991

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03359
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiegeschil tussen voormalige echtelieden met betrekking tot betalingsverplichtingen en verrekening van vorderingen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de alimentatieverplichtingen van de man. De rechtbank Breda had eerder in 2005 en 2006 de echtscheiding uitgesproken en de kinderalimentatie vastgesteld op € 333 per kind per maand, en de partneralimentatie op € 1.550 per maand. De vrouw vorderde in kort geding tenuitvoerlegging van deze alimentatiebeschikkingen, omdat de man in gebreke was gebleven met de betalingen. De man had echter betoogd dat hij aan zijn verplichtingen had voldaan door een vordering op de vrouw te verrekenen met de alimentatie. De voorzieningenrechter oordeelde in juli 2007 dat de vrouw het recht had om de alimentatie bij lijfsdwang ten uitvoer te leggen, maar beperkte deze tot maximaal zes maanden. De man ging in hoger beroep, maar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch bekrachtigde de eerdere vonnissen. Hierop stelde de man cassatie in bij de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de man niet tot cassatie konden leiden, en wees het beroep af. De man werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de vrouw werden begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200 voor salaris.

Uitspraak

29 januari 2010
Eerste Kamer
08/03359
EE/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. V.K.S. Budhu Lall.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij beschikkingen van de rechtbank Breda van 15 februari 2005 - zaaknummer 140476 FA RK 04-4259 - en 7 maart 2006 - zaaknummer 143341 FA RK 05-845 - is echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is de kinderalimentatie bepaald op € 333,-- per kind per maand en de partneralimentatie op € 1.550,-- per maand, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
De vrouw heeft bij exploot van 11 juni 2007 de man, in kort geding, gedagvaard voor de voorzieningenrechter bij de rechtbank Breda en gevorderd, kort gezegd, tenuitvoerlegging bij lijfsdwang van voornoemde beschikkingen van de rechtbank en de man daarom in gijzeling te doen stellen met ingang van 1 augustus 2007, totdat het bedrag van de achterstand in de betaling van de alimentatie, zijnde tot en met juli 2007 € 45.274,43, alsmede alle ten deze reeds gevallen en nog te vallen kosten zullen zijn voldaan, met dien verstande dat die gijzeling ten hoogste twaalf maanden zal duren, met veroordeling van de man tot betaling van de kosten die verband zullen houden met de tenuitvoerlegging van de lijfsdwang, kosten rechtens.
De man heeft de vordering bestreden.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 18 juli 2007 en herstelvonnis van 27 juli 2007 de vrouw toegestaan om, indien en voorzover de man met ingang van 1 augustus 2007 niet aan zijn alimentatieverplichtingen op grond van de op 15 februari 2005 en 7 maart 2006 gegeven beschikkingen van de rechtbank voldoet, deze beschikkingen jegens de man ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang voor de duur van maximaal zes maanden. De voorzieningenrechter heeft het meer of anders gevorderde geweigerd.
Tegen de vonnissen van 18 juli 2007 en 27 juli 2007 heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 8 april 2008 heeft het hof de vonnissen van de voorzieningenrechter, met verbetering van gronden, bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de man in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de vrouw begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 29 januari 2010.