ECLI:NL:HR:2010:BK5759
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- O. de Savornin Lohman
- F.B. Bakels
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijk ontslag en cassatieprocedure tegen de Gemeente Amsterdam
In deze zaak heeft [eiser] de Gemeente Amsterdam gedagvaard wegens kennelijk onredelijk ontslag. De vordering, ingesteld op 6 februari 2006, omvatte zowel een primair verzoek tot herstel van het dienstverband als een subsidiair verzoek om schadevergoeding van € 91.919,--. De kantonrechter te Amsterdam heeft na een tussenvonnis op 3 april 2006 bij eindvonnis op 18 september 2006 de vorderingen van [eiser] afgewezen. Hierop heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 8 mei 2008 het vonnis van de kantonrechter heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft [eiser] cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van Advocaat-Generaal L. Timmerman, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Gemeente zijn begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 5 februari 2010 door de raadsheren A. Hammerstein, O. de Savornin Lohman, F.B. Bakels en W.A.M. van Schendel.