ECLI:NL:HR:2010:BK5627
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis van de Politierechter inzake WWB-uitkering en inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 januari 2010 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Arnhem. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. S. van Oers, had een vonnis ontvangen dat hem veroordeelde tot een taakstraf wegens het niet volledig verstrekken van benodigde gegevens met betrekking tot zijn recht op een WWB-uitkering. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op een besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen, dat op 16 december 2008 het bezwaar van de aanvrager gegrond had verklaard. Dit besluit hield in dat de aanvrager, die tijdelijk in Heerlen verbleef voor mantelzorg, niet in strijd had gehandeld met de inlichtingenverplichting zoals opgelegd door de WWB.
De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrager zijn klantmanager steeds op de hoogte had gehouden van zijn situatie en dat er geen sprake was van opzet of nalatigheid. De verklaring van de klantmanager, die stelde dat de aanvrager te goeder trouw was, werd als cruciaal beschouwd. De Hoge Raad concludeerde dat, indien deze informatie eerder bekend was geweest, het vonnis van de Politierechter mogelijk anders zou zijn uitgevallen. Daarom verklaarde de Hoge Raad de aanvrage tot herziening gegrond en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting en de omstandigheden waaronder deze kan worden nageleefd. De Hoge Raad heeft de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis geschorst, wat betekent dat de aanvrager niet langer onder de gevolgen van de veroordeling hoeft te lijden totdat de zaak opnieuw is beoordeeld.