ECLI:NL:HR:2010:BK5618
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de sluiting van de deuren tijdens getuigenverhoor in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 maart 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de behandeling van getuigen in een strafzaak, waarbij de verdachte, geboren in 1972, gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Zuid-West' te Dordrecht. De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarin werd besloten om het verhoor van getuige [getuige 1] achter gesloten deuren te laten plaatsvinden. Dit besluit was genomen naar aanleiding van ordeverstoringen die zich hadden voorgedaan tijdens het verhoor van getuige [getuige 2]. De advocaat van de verdachte, mr. G. Spong, heeft middelen van cassatie voorgesteld, maar de Hoge Raad oordeelt dat het middel faalt. De Hoge Raad stelt vast dat het hof terecht heeft geoordeeld dat de ordeverstoringen aanleiding gaven voor het bevel tot sluiting van de deuren, en dat dit niet in strijd is met artikel 269 van het Wetboek van Strafvordering. De Advocaat-Generaal Aben had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof, maar de Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte. De beslissing van het hof om de getuige met gesloten deuren te horen wordt als rechtmatig beschouwd, en de Hoge Raad bevestigt dat de procedure correct is gevolgd. Het arrest is gepubliceerd in de rechtspraak en heeft implicaties voor de toepassing van de regels omtrent gesloten zittingen in strafzaken.