2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt ten aanzien van de behandeling van de zaak op
30 september 2008 in:
"De getuige [getuige 2] verlaat de zaal.
Het hof heeft geconstateerd dat de getuige tijdens zijn verhoor meermalen werd afgeleid door personen op de publieke tribune, die gebaren naar hem maakten.
(...)
De voorzitter constateert dat de getuige [getuige 1] is verschenen en memoreert dat het hof tijdens de zitting op 26 september jongstleden heeft bepaald dat hij in afwezigheid van de verdachten zal worden gehoord, tenzij blijkt dat hij geen bezwaar (meer) maakt tegen hun aanwezigheid.
De advocaat-generaal vordert - gelet op de eerdere ordeverstoringen door personen op de publieke tribune tijdens het verhoor van de getuige [getuige 2] - dat het hof zal bevelen dat de behandeling tijdens het verhoor van de getuige [getuige 1] zal plaatsvinden met gesloten deuren.
De raadsman merkt desgevraagd door de voorzitter op dat zij meent dat geen sprake is van een van de omstandigheden als genoemd in artikel 269, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de vordering dient te worden afgewezen. De verdachte deelt desgevraagd door de voorzitter mede dat hij zich tegen behandeling met gesloten deuren verzet.
De voorzitter onderbreekt vervolgens het onderzoek voor beraad.
Na beraad wordt het onderzoek hervat en deelt de voorzitter mede dat het hof beveelt dat de behandeling tijdens het verhoor van de getuige [getuige 1] in het belang van de openbare orde zal plaatsvinden met gesloten deuren. De aanleiding daartoe zijn de eerdere ordeverstoringen tijdens het verhoor van de getuige [getuige 2].
De voorzitter verleent de bijzondere toegang tot bijwoning van de niet openbare terechtzitting aan de aanwezige slachtoffers, politieambtenaren en de juridisch medewerkster van de advocaat-generaal.
De verdachten en het publiek verlaten de zittingszaal.
De voorzitter doet de getuige [getuige 1] voor het hof verschijnen. De getuige doet op de vragen van de voorzitter opgave omtrent naam, voornaam, geboortedatum, beroep, verblijfplaats zoals hieronder is vermeld, verklaart geen bloed- of aanverwant van de verdachte te zijn en legt vervolgens op de bij de wet voorgeschreven wijze in handen van de voorzitter de eed af dat hij als getuige de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen. Desgevraagd deelt de getuige mede dat hij gehoord wenst te worden buiten aanwezigheid van de verdachten, omdat hij zich door hen bedreigd voelt.
De voorzitter deelt hierop aan de getuige mede dat de verdachten niet bij het verhoor aanwezig zullen zijn en dat de verklaring zoals hij die zal afleggen, na zijn vertrek uit de zittingszaal aan hen zal worden voorgehouden. Het verhoor vindt bovendien achter gesloten deuren plaats. De getuige wordt verzocht na het afleggen van zijn verklaring voor verhoor beschikbaar te blijven. Mochten de verdachten over die verklaring vragen hebben, dan zullen die vragen - wederom buiten aanwezigheid van de verdachten - aan de getuige worden gesteld.
(...)
De voorzitter heeft de overige leden van het hof, de advocaat-generaal en de raadsman de gelegenheid gegeven vragen aan de getuige te stellen en aan de raadsman de gelegenheid geboden tegen de verklaring van de getuige in te brengen wat tot verdediging kan dienen.
De getuige verlaat de zittingszaal en zal zich beschikbaar houden voor eventuele vragen.
De verdachte en zijn medeverdachte verschijnen weer in de zittingszaal.
De voorzitter houdt de verdachte en zijn medeverdachte vervolgens kort de inhoud van de door de getuige afgelegde verklaring voor.
Desgevraagd door de voorzitter deelt de verdachte mede geen vragen te willen stellen aan de getuige. Hij betwist zijn verklaring.
De advocaat-generaal en de raadsman doen afstand van de getuige.
Daartoe verzocht door de voorzitter deelt de bode aan de getuige mede dat hij kan vertrekken.
De voorzitter deelt mede dat de behandeling vanaf nu weer in het openbaar plaatsvindt.
Het publiek komt weer binnen."