ECLI:NL:HR:2010:BK5597
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Bewijsvoering op basis van getuigenverklaringen in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 januari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1971 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd, was in hoger beroep veroordeeld voor een feit dat op 30 januari 2007 had plaatsgevonden in Den Helder. De verdachte had de aangever, die op dat moment een proefrit maakte met een auto, bedreigd met geweld en gedwongen de auto af te geven. De verdediging voerde aan dat de bewezenverklaring uitsluitend was gebaseerd op de verklaring van één getuige, hetgeen in strijd zou zijn met artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat het bewijs niet uitsluitend mag steunen op de verklaring van één getuige.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de bewezenverklaring niet naar de eisen van de wet had onderbouwd, omdat deze enkel was gebaseerd op de verklaring van de aangever. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de beslissingen over het in zaak A onder 4 tenlastegelegde feit en de opgelegde gevangenisstraf. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. De overige middelen van cassatie werden verworpen, omdat deze geen aanleiding gaven voor verdere bespreking.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer het bewijs voornamelijk steunt op getuigenverklaringen. De Hoge Raad bevestigt dat de rechter niet uitsluitend mag afgaan op de verklaring van één getuige, wat van groot belang is voor de rechtszekerheid en de waarborging van een eerlijk proces.