ECLI:NL:HR:2010:BK4994
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid bij creditcardfraude en cassatieprocedure
In deze zaak gaat het om een geschil over aansprakelijkheid in het kader van creditcardfraude, waarbij de Hoge Raad op 12 februari 2010 uitspraak doet. De eiseres, PeHa Holding B.V., heeft in cassatie beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Alkmaar, die PeHa had veroordeeld tot betaling aan International Card Services B.V. (Visa) van een bedrag van € 60.121,46, met rente en kosten. PeHa had de vordering bestreden, maar de rechtbank oordeelde in het voordeel van Visa. PeHa ging in hoger beroep, maar het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde PeHa tot betaling van een lager bedrag van € 60.021,99.
De Hoge Raad behandelt de cassatieklachten van PeHa, maar oordeelt dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De klachten zijn niet van dien aard dat zij een nadere motivering vereisen, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal, J. Spier, strekt tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgt deze conclusie. PeHa wordt bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Visa op nihil worden begroot.
Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad de mogelijkheid om cassatie toe te staan beperkt tot gevallen die van belang zijn voor de rechtsontwikkeling. De zaak illustreert ook de rol van de Hoge Raad als hoogste rechtscollege in Nederland, dat de uiteindelijke beslissing neemt in geschillen die door lagere rechters zijn behandeld.