ECLI:NL:HR:2010:BK4798
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Geldigheid van intrekking van een dagvaarding in cassatie
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, gewezen op 18 december 2007. De verdachte, geboren in 1976 en wonende te [woonplaats], heeft het beroep ingesteld via zijn raadsman, mr. K.B. Larooij, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal, Jörg, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 26 januari 2010 uitspraak gedaan.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven. De uitspraak is gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2010:BK4798.