ECLI:NL:HR:2010:BK4467
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Geschil over de onteigeningsbevoegdheid van de Gemeente Amsterdam en de contractuele verplichtingen jegens [eiseres]
In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiseres] en de Gemeente Amsterdam over de vraag of de Gemeente gebonden is aan een wederbeschikbaarstellings- en schadeloosstellingsbeding dat is opgenomen in een privaatrechtelijke overeenkomst. De zaak is ontstaan na een onteigeningsprocedure die de Gemeente heeft gestart in verband met de herontwikkeling van het gebied Houthaven. [Eiseres], destijds [A] B.V., had in 1976 een perceel grond van de Gemeente gekocht, met de verplichting dat de Gemeente het perceel terug kon kopen onder bepaalde voorwaarden. Na een aantal juridische stappen, waaronder een tussenvonnis en een hoger beroep, heeft het gerechtshof te Amsterdam het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering van [eiseres] afgewezen. [Eiseres] heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Gemeente niet gebonden is aan de contractuele verplichtingen jegens [eiseres] in het kader van de onteigening. De Hoge Raad oordeelt dat de artikelen in de transportakte, die de Gemeente extra bevoegdheden geven, niet in strijd zijn met de onteigeningswet. De Gemeente heeft de mogelijkheid om de eigendom van het perceel te verwerven zonder dat dit een beperking inhoudt van haar bevoegdheid tot onteigening. De Hoge Raad verwerpt het beroep van [eiseres] en stelt dat de Gemeente niet gehouden is tot nakoming van de contractuele verplichtingen die voortvloeien uit de transportakte.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsverhouding tussen overheden en private partijen, vooral in het kader van onteigening en de vraag in hoeverre contractuele verplichtingen door de overheid kunnen worden nagekomen wanneer zij gebruik maakt van haar publiekrechtelijke bevoegdheden. De uitspraak benadrukt dat de overheid in beginsel aan privaatrechtelijke overeenkomsten is gebonden, maar dat dit niet geldt wanneer zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.