ECLI:NL:HR:2010:BK3426
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Regeling voorwaardelijke invrijheidstelling in verband met vermindering van vrijheidsstraf door overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 januari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de regeling voorwaardelijke invrijheidstelling in verband met de vermindering van de opgelegde vrijheidsstraf wegens overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De verdachte, geboren in 1949, had geen bekende woon- of verblijfplaats ten tijde van de betekening van de aanzegging. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze tot twaalf maanden. Het beroep werd voor het overige verworpen.
De Hoge Raad beoordeelde verschillende middelen van cassatie. Het derde middel, dat stelde dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden, werd gegrond verklaard. De Hoge Raad merkte op dat meer dan twee jaar waren verstreken na het instellen van het cassatieberoep, wat leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn was overschreden. Dit resulteerde in een vermindering van de aan de verdachte opgelegde straf van veertien maanden.
De overige middelen, waaronder het vierde middel dat verzocht om een voorziening in verband met de wijziging van de vervroegde invrijheidstelling, werden niet gegrond verklaard. De Hoge Raad benadrukte dat alleen middelen van cassatie die voldoen aan de wettelijke vereisten in aanmerking komen voor onderzoek. De Hoge Raad concludeerde dat er geen grond aanwezig was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak, en besloot aldus.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.