ECLI:NL:HR:2010:BK3361

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04672 J
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht en verontschuldigbare dwaling in strafrechtelijke context

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 februari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, een 14-jarige jongen, was beschuldigd van ontucht met een 11-jarig meisje. De zaak draait om de vraag of de verdachte zich bewust was van de leeftijd van het slachtoffer en of hij zich kon beroepen op verontschuldigbare dwaling. Het Hof had eerder de verweren van de verdachte verworpen, waarbij het stelde dat de wetgever de leeftijdsgrens van 12 jaar in artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht had ingesteld ter bescherming van minderjarigen. De verdediging voerde aan dat er een gering leeftijdsverschil was en dat de handelingen op vrijwillige basis waren geschied. De raadsman betoogde dat de verdachte niet op de hoogte was van de leeftijd van het slachtoffer en dat hij niet kon weten dat zijn gedrag strafbaar was. Het Hof oordeelde echter dat de verdachte, die het slachtoffer al meer dan twee jaar kende, niet kon volhouden dat hij verontschuldigbaar had gedwaald over de leeftijd van het meisje. De Hoge Raad bevestigde deze overwegingen en oordeelde dat de verwerping van de verweren door het Hof geen blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad concludeerde dat de strafmotivering van het Hof, die onder andere verwees naar de gebrekkige ontwikkeling van de verdachte en zijn psychische toestand, voldoende was en dat er geen aanleiding was voor een nadere motivering. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Hof in stand bleef.

Uitspraak

9 februari 2010
Strafkamer
Nr. 08/04672 J
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 22 oktober 2008, nummer 21/001400-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel richt zich tegen de verwerping door het Hof van in hoger beroep gevoerde verweren strekkende tot niet-strafbaarverklaring van de verdachte.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 04 februari 2007 te Nieuwegein, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1995 die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen te plegen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], een condoom om zijn penis heeft gedaan en vervolgens doende is geweest zijn penis tegen de vagina van die [slachtoffer] te duwen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid."
2.3. Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitaantekeningen heeft de raadsman van de verdachte onder meer het volgende aangevoerd:
"De leeftijd verwoord in art. 244 en 247 Sr is geobjectiveerd.
De bescherming van aangevers staat bij bepalingen als onderhavige centraal, maar is ingegeven ter bescherming van jeugdigen ten opzichte van ouderen.
1) In casu is een gering leeftijdsverschil, is het geheel op vrijwillig basis en met zelf initiatief van [slachtoffer] aangevangen en verder verlopen.
Waarbij het voor [verdachte] niet duidelijk was dat [slachtoffer] 11 jaar was. Hij dacht dertien jaar.
Waarbij [slachtoffer] aanneemt dat [verdachte] wel van ene [betrokkene 1] of een vriendin zou hebben gehoord dat zij 11 jaar was.
Maar [verdachte] heeft dat niet gehoord.
Rechter-Commissaris blz. 21. Waar [slachtoffer] zegt dat zij zelf in ieder geval niet tegen [verdachte] gezegd dat zij 11 jaar was.
2) Als [verdachte] wel zou hebben geweten dat [slachtoffer] 11 jaar + 5 maanden was, is het onwaarschijnlijk dat hij als 14-jarige op de hoogte zou zijn van de leeftijdsgrens van 12 jaar in art. 244 Sr waar elke seksuele handeling met iemand van beneden de 12 jaar verboden is.
Die grens wist hij niet.
De durf te stellen dat als ik de straat op ga en ik vraag aan 10 willekeurige 14-jarigen of ouder wat de leeftijdsgrens, gesteld in art. 244 Sr, is, ik geen tot zeer weinig antwoorden zal krijgen. De aanvullende rapportages zijn daar ook heel duidelijk over.
Ik stel eveneens dat er geen tot zeer weinig jongeren zullen zijn die, wanneer zij op MSN aan een ander vragen: "Wil je met me neuken" en die ander zegt direct "Ik wil wel", de hormonenhuishouding dusdanig onder controle hebben dat zij bij gering leeftijdsverschil aan de door art. 244 Sr getrokken leeftijdsgrens zullen denken.
Ik heb aan de deskundigen gevraagd welke signalen [verdachte] van het slachtoffer had moeten oppikken.
De deskundigen geven aan daar geen antwoord op te kunnen geven omdat [slachtoffer] niet betrokken zou zijn bij het onderzoek en dat [verdachte] aangeeft wat er volgens hem is gebeurd.
Dit bevreemdt mij, nu immers in de rapportage van Drs. Hoornweg (psycholoog) bij de beantwoording van vraag 5 wordt gesteld dat [verdachte] geen enkel signaal heeft opgepikt.
- Ik denk dan ook dat aan [verdachte] niet de handelingen, verwoord in de dagvaarding, kunnen worden verweten wegens niet strafbaarheid van de dader.
2.4. Het Hof heeft die verweren in de bestreden uitspraak als volgt samengevat en verworpen:
"Door de raadsman van verdachte is betoogd dat in casu een gering leeftijdsverschil is tussen het slachtoffer en verdachte, het geheel op vrijwillige basis is geschied en op initiatief van het slachtoffer is verlopen. Verdachte was niet op de hoogte van de leeftijd van het slachtoffer. Door deze feitelijke dwaling dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Verder stelt de raadsman, dat verdachte niet op de hoogte was en ook niet behoefde te zijn van de leeftijdsgrens van 12 jaren in artikel 244 van het Wetboek van Strafvordering waarin seksuele handelingen met iemand van nog geen 12 jaren oud verboden worden. Een en ander zou moeten leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging.
Voor zover namens verdachte is betoogd dat hij niet wist en ook niet behoefde te weten of vermoeden dat het slachtoffer jonger was dan 12 jaren oordeelt het hof als volgt. De wetgever heeft de leeftijd van twaalf jaren in artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht mede opgenomen ter bescherming van de lichamelijke integriteit van deze groep van jonge personen en heeft met het oog daarop de leeftijd in deze delictsomschrijving geobjectiveerd. Verdachte kende het slachtoffer al meer dan twee jaren vanuit zijn woonomgeving en hij had regelmatig MSN-contact met haar. Zelf is hij drie jaren ouder dan het slachtoffer, hetgeen zeker in de betreffende levensfase een groot verschil in ontwikkeling betekent (verschil lagere en middelbare school). Het hof acht dan ook niet aannemelijk geworden dat hij verontschuldigbaar heeft gedwaald over de leeftijd van [slachtoffer].
In de tweede plaats heeft de raadsman betoogd dat verdachte niet wist en ook niet behoefde te weten dat het strafbaar was om seksuele handelingen met een persoon beneden de leeftijd van twaalf jaren te verrichten. Volgens de raadsman weet - kort gezegd - vrijwel geen enkele jongere van 14 jaar of ouder dit. Naar het oordeel van het hof gaat dit beroep op rechtsdwaling niet op. Aan een geslaagd beroep op rechtsdwaling - iemand is niet strafbaar omdat hij niet wist en ook niet hoefde te weten dat zijn gedrag strafbaar was - worden in de jurisprudentie zeer hoge eisen gesteld. Naar het oordeel van het hof zou een belangrijk deel van de bescherming van de minderjarige wegvallen, indien een dergelijk beroep zonder nadere bijzondere feiten en omstandigheden zou worden gehonoreerd. Namens verdachte zijn geen bijzondere feiten en omstandigheden aangevoerd om aan te kunnen nemen dat deze er sprake was van een verontschuldigbare dwaling. Het beroep wordt dan ook verworpen."
2.5. De strafmotivering van het Hof houdt onder meer in:
"Uit de over verdachte uitgebrachte psychiatrische en psychologische rapportage van mw. Drs. E.J. Stevelmans, kinderjeugdpsychiater van 23 april 2007 en van drs. J.M. Hoornweg, GZ-psycholoog van 6 april 2007 en de aanvullingen daarop van respectievelijk 10 februari 2008 en 5 februari 2008 blijkt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een cognitieve beperking en van een ziekelijke stoornis in de vorm van ADHD en een gedragsstoornis. De intelligentie is laagbegaafd en de persoonlijkheidsontwikkeling is bedreigd en heeft antisociale trekken. Door de deskundigen wordt geconcludeerd dat het tenlastegelegde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. Het hof neemt deze conclusie over."
2.6. Het gaat in deze zaak om een verdachte ten laste van wie is bewezenverklaard dat hij ontucht heeft gepleegd met een elfjarig meisje. De verdachte was toentertijd veertien jaar.
De verwerping door het Hof van de in het middel bedoelde verweren geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl zij ook niet onbegrijpelijk is. Anders dan in het middel wordt betoogd doet daaraan niet af dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit veertien jaar was en noopte hetgeen het Hof in de strafmotivering omtrent de persoonlijkheid van de verdachte heeft vastgesteld, niet tot een nadere motivering.
2.7. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 9 februari 2010.