ECLI:NL:HR:2010:BK3361
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Ontucht en verontschuldigbare dwaling in strafrechtelijke context
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 februari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, een 14-jarige jongen, was beschuldigd van ontucht met een 11-jarig meisje. De zaak draait om de vraag of de verdachte zich bewust was van de leeftijd van het slachtoffer en of hij zich kon beroepen op verontschuldigbare dwaling. Het Hof had eerder de verweren van de verdachte verworpen, waarbij het stelde dat de wetgever de leeftijdsgrens van 12 jaar in artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht had ingesteld ter bescherming van minderjarigen. De verdediging voerde aan dat er een gering leeftijdsverschil was en dat de handelingen op vrijwillige basis waren geschied. De raadsman betoogde dat de verdachte niet op de hoogte was van de leeftijd van het slachtoffer en dat hij niet kon weten dat zijn gedrag strafbaar was. Het Hof oordeelde echter dat de verdachte, die het slachtoffer al meer dan twee jaar kende, niet kon volhouden dat hij verontschuldigbaar had gedwaald over de leeftijd van het meisje. De Hoge Raad bevestigde deze overwegingen en oordeelde dat de verwerping van de verweren door het Hof geen blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad concludeerde dat de strafmotivering van het Hof, die onder andere verwees naar de gebrekkige ontwikkeling van de verdachte en zijn psychische toestand, voldoende was en dat er geen aanleiding was voor een nadere motivering. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Hof in stand bleef.