3.4. De stukken van het geding houden, voor zover hier van belang, het volgende in:
(i) bij inleidende dagvaarding (parketnummer 13/421846-06) is de verdachte gedagvaard om ter zake van 1. oplichting, 2. gekwalificeerde diefstal en 3. poging tot oplichting terecht te staan ter terechtzitting van de Rechtbank te Amsterdam van 20 maart 2007, verder te noemen: zaak B;
(ii) voorts is de verdachte bij inleidende dagvaarding (parketnummer 13/437106-07) tegen diezelfde terechtzitting gedagvaard om terecht te staan ter zake van 1. gekwalificeerde diefstal en 2. poging tot diefstal, verder te noemen: zaak C;
(iii) voorts is de verdachte onder vermelding van parketnummer 15/630115-05 voor diezelfde terechtzitting opgeroepen voor de behandeling van een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, opgelegd bij vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 20 mei 2005. Deze vordering houdt, voor zover hier van belang, in:
"dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierboven genoemde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een of meer strafbare feiten, zoals tenlastegelegd in de dagvaarding met parketnummer: 13/421846-06" (zaak B);
(iv) ter terechtzitting van 20 maart 2007 heeft de Rechtbank het onderzoek geschorst ter voeging en gelijktijdige behandeling van de zaken B en C, met een nieuwe zaak onder parketnummer 13/523367-06, waarin de verdachte is gedagvaard terecht te staan ter zake van primair gekwalificeerde diefstal, subsidiair afpersing dan wel oplichting, verder te noemen: zaak A;
(v) ter terechtzitting van 14 juni 2007 heeft de Rechtbank de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen aangebrachte zaken A, B en C;
(vi) de Rechtbank heeft de verdachte bij vonnis van 28 juni 2007 vrijgesproken van het hem in zaak A primair, zaak B en zaak C onder 2 tenlastegelegde en hem veroordeeld ter zake van de feiten in de zaken A subsidiair en C onder 1; voorts heeft de Rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van voormelde voorwaardelijk opgelegde straf, waartoe zij onder meer heeft overwogen:
"Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.
De rechtbank merkt op dat voornoemde vordering tot tenuitvoerlegging is gevoegd met de behandeling van zaak B, ten aanzien waarvan de verdachte is vrijgesproken. De rechtbank ziet hierin geen beletsel de vordering toe te wijzen, nu op de zitting ook andere feiten zijn behandeld ter zake waarvan verdachte wel is veroordeeld.";
(vii) namens de verdachte is op 11 juli 2007 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank; het door de Officier van Justitie tegen dat vonnis op 29 juni 2007 ingestelde hoger beroep is op 21 januari 2008 ingetrokken;
(viii) ter terechtzitting in hoger beroep heeft de Advocaat-Generaal bij het Hof gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen;
(ix) het Hof heeft het hoger beroep opgevat als te zijn beperkt tot het in zaak A en in zaak C onder 1 tenlastegelegde; het Hof heeft de verdachte ter zake van die feiten veroordeeld en voorts de vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen, waartoe het als volgt heeft overwogen:
"De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van het onherroepelijk geworden vonnis van de Politierechter te Haarlem van 20 mei 2005, in de zaak met parketnummer 15-630115-05, waarbij de verdachte ter zake van een door hem gepleegd strafbaar feit is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaar vóór het einde waarvan, kort samengevat, de verdachte zich niet behoorde schuldig te maken aan een nieuw strafbaar feit.
De mededeling betreffende voornoemd vonnis is verdachte over de post toegezonden.
Gelet op het hiervoor bewezengeachte heeft de verdachte zich vóór het einde van voormelde proeftijd wederom schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Ter terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen nu in de vordering staat vermeld dat de verdachte zich in de proeftijd van het hierboven genoemde vonnis heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten zoals omschreven in de tenlastelegging in zaak B. Nu de rechtbank heeft beslist dat hij wordt vrijgesproken van de feiten zoals tenlastegelegd in zaak B had de rechtbank de vordering tenuitvoerlegging moeten afwijzen. Het Hof stelt vast dat ter terechtzitting van de rechtbank zaak B is gevoegd met de zaken A en C. Het hof zal hierdoor bij de beoordeling of de vordering tenuitvoerlegging kan worden toegewezen acht slaan op de feiten zoals deze zijn tenlastegelegd in de zaken A en C. De feiten waarvoor de verdachte wordt veroordeeld zijn gepleegd op 12 november 2006 (zaak A subsidiair) en 10 februari 2007 (zaak C feit 1), en vallen derhalve binnen de proefperiode van de door de politierechter in de rechtbank Haarlem opgelegde deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof zal mitsdien, gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, gelasten."