ECLI:NL:HR:2010:BK2150

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03363
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen beschikking van de Rechtbank te Roermond inzake teruggave inbeslaggenomen goederen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 januari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Roermond. De klager, die gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Limburg-Zuid', had een klaagschrift ingediend met het verzoek om teruggave van inbeslaggenomen kledingstukken. De Rechtbank had dit klaagschrift ongegrond verklaard in haar beschikking van 29 juli 2008. De klager heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking.

Bij de Hoge Raad zijn stukken van de strafzaak van de klager toegezonden, waaronder een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 28 januari 2009, waarin de teruggave van de kledingstukken aan de klager was gelast. Dit arrest was echter door de Hoge Raad verworpen op 5 januari 2010, waardoor de last tot teruggave onherroepelijk was geworden. De Hoge Raad oordeelde dat de klager, nu de teruggave onherroepelijk was, geen belang meer had bij zijn beroep tegen de beschikking van de Rechtbank.

De Hoge Raad heeft de klager dan ook niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Deze beslissing werd genomen door de vice-president en twee raadsheren in raadkamer en werd uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting. De uitspraak benadrukt het belang van ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de gevolgen van eerdere uitspraken in de strafzaak voor de mogelijkheid om een beroep in cassatie te doen.

Uitspraak

19 januari 2010
Strafkamer
nr. 08/03363
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Roermond van 29 juli 2008, nummer RK 08/428, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Limburg-Zuid, locatie De Geerhorst" te Sittard.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft primair geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking, tot onbevoegdverklaring van de Rechtbank tot kennisneming van het klaagschrift en tot verwijzing van de zaak teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan, en subsidiair tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. De Rechtbank heeft bij de thans bestreden beschikking van 29 juli 2008 het klaagschrift strekkende tot teruggave aan de klager van inbeslaggenomen kledingstukken ongegrond verklaard.
2.2. Bij de op de voet van art. 447, tweede lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich het in de strafzaak van de klager gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 28 januari 2009 waarbij de teruggave van deze kledingstukken aan de klager is gelast. Het tegen dat arrest ingestelde cassatieberoep is door de Hoge Raad verworpen bij arrest van 5 januari 2010, nr. 09/00593. Daardoor is 's Hofs last tot teruggave onherroepelijk geworden. Dit betekent dat de klager geen belang meer heeft bij zijn beroep tegen de beschikking van de Rechtbank zodat hij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de klager niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2010.