ECLI:NL:HR:2010:BK0972

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04368 A
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak inzake medeplegen van hennepbezit

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 januari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte, geboren in 1971 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba, was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep, tezamen en in vereniging met een ander. De zaak kwam voor de Hoge Raad na een beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J. Baumgardt.

De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van het medeplegen niet zonder meer kon worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba voor herbehandeling in het bestaande hoger beroep.

De conclusie van de Advocaat-Generaal Knigge was dat het beroep moest worden verworpen, maar de Hoge Raad oordeelde anders. De motivering van de bewezenverklaring voldeed niet aan de eisen van de wet, wat leidde tot de vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, aangezien de overige middelen niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij bewezenverklaringen in strafzaken.

Uitspraak

12 januari 2010
Strafkamer
Nr. 08/04368 A
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 4 september 2008, nummer H 91/08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte 2], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het derde middel
2.1. Het middel klaagt over de motivering van het onder 3 bewezenverklaarde feit, in het bijzonder over het bewezenverklaarde medeplegen.
2.2. Ten laste van de verdachte heeft het Hof onder 3 bewezenverklaard dat hij:
"op of omstreeks 9 februari 2007 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk hennep, althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, aanwezig heeft gehad."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 8 februari 2007 werd een huiszoeking verricht in het appartement [a-straat 1].
In dit perceel zijn woonachtig: [verdachte 2] en [verdachte 1].
Inbeslagname: zie bijgevoegde lijsten."
met als bijlage:
"01 01 C 01 Aangetroffen op/in koelkast in de keuken: zeven zakjes marihunana en een marihuana sigaret."
b. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Ik woon samen met mijn partner, de medeverdachte [verdachte 1], aan het adres [a-straat 1]. Tijdens de huiszoeking is bij mij thuis marihuana aangetroffen. De marihuana is van mij. Die marihuana was voor mijn eigen gebruik bestemd."
2.4. Aangezien deze bewezenverklaring, voor zover behelzende dat het feit "tezamen en in vereniging met een ander" is gepleegd, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, is de uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
3. Beoordeling van de middelen voor het overige
Voor het overige kunnen de middelen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 12 januari 2010.