ECLI:NL:HR:2010:BJ9665
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- J.A.C.A. Overgaauw
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Fiscale gevolgen van onbetaald blijven van schulden van dochtermaatschappij binnen fiscale eenheid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vennootschapsbelasting. De belanghebbende, X Holding B.V., had beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda, die op 25 juni 2008 een eerder genomen beslissing van de Inspecteur had bekrachtigd. De Inspecteur had bij de aanslagregeling voor het jaar 2003 verliezen uit voorgaande jaren verrekend met de belastbare winst, wat leidde tot een aanslag in de vennootschapsbelasting. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende in cassatie ging.
De Hoge Raad oordeelde dat het onbetaald blijven van schulden van een dochtermaatschappij leidt tot een fiscaal relevante vermogensvermeerdering bij de moedermaatschappij op het moment dat de dochtermaatschappij binnen de fiscale eenheid ophoudt te bestaan. Dit oordeel is gebaseerd op de interpretatie van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De Hoge Raad bevestigde dat de fiscale eenheid bevrijd wordt van de schulden van de dochtermaatschappij, die civielrechtelijk zelfstandig maar fiscaalrechtelijk onzelfstandig is.
De uitspraak van de Hoge Raad houdt in dat de Inspecteur terecht de vrijval van de schulden van de dochtermaatschappij heeft meegenomen in de belastbare winst van de moedermaatschappij. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is van belang voor de fiscale behandeling van verliezen en schulden binnen een fiscale eenheid.