2.4.2. De memorie van toelichting bij het ontwerp dat heeft geleid tot genoemde Landsverordening houdt ten aanzien van art. 2, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Het verdrag onderscheidt, net als het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (artikel 5) en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (artikel 3), foltering van andere vormen van wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Dit onderscheid is nader uitgewerkt in de jurisprudentie van de organen die met de interpretatie van het Europees Verdrag belast zijn. Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens moet het onderscheid tussen foltering en andere onmenselijke of wrede behandeling hoofdzakelijk worden gezocht in een verschil in intensiteit van het toegebrachte leed. In de woorden van het Hof: "It was the intention that the Convention, with its distinction between "torture" and "inhuman or degrading treatment", should by the first of these terms attach a special stigma to deliberate inhuman treatment causing very serious and cruel suffering". Het hof verwijst naar de Resolutie 3452 [XXX] van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarin foltering een "aggravated and deliberate form of cruel, inhuman or degrading treatment or punishment" wordt genoemd. (Arresten Europees Hof 18-1-1978, Zaak Ierland V VK, Publ. Court A, vol. 25; 25-4-1978, Tyrer zaak, Publ. Court A, vol. 26; en 25-2-1982 Zaak Campbell and Cosans, Publ. Court A, vol. 48)
Naar terminologie van het Nederlands-Antilliaanse strafrecht vertaald, komen derhalve alleen zeer ernstige vormen van mishandeling in aanmerking om als foltering te worden aangemerkt. Deze te duiden als vormen van "zware" mishandeling, in de specifieke zin van artikel 315 Sr, zou in zeker opzicht te kort doen aan de strekking van de verdragbepalingen. Immers, zware mishandeling veronderstelt de veroorzaking van ernstig lichamelijk letsel, waaronder ook de in artikel 84, tweede lid, Sr bedoelde vorm van geestelijk letsel is te begrijpen. Foltering kan evenwel vormen aannemen die wel zeer hevige pijnen of geestelijke kwellingen teweeg kunnen brengen, zonder dat dit echter sporen van fysiek of psychisch letsel achterlaat. Vandaar dat het gebruik in deze ontwerp-uitvoeringslandsverordening van het specifieke begrip "zware" mishandeling ontoereikend zou zijn. Wanneer in de voorgestelde bepaling van mishandeling en niet van zware mishandeling wordt gesproken, dient daaruit niet te worden afgeleid dat hierdoor ook vormen van mishandeling worden bestreken die naar de intensiteit van het toegebrachte leed minder ernstig zijn dan letsel veroorzakende zware mishandeling. Dat ook in de voorgestelde uitvoeringsbepaling sprake is van een gekwalificeerde en dus ernstige vorm van mishandeling vloeit enerzijds voort uit de bestanddelen die de omstandigheden waaronder en oogmerken waarmee het delict wordt begaan aanduiden, en anderzijds uit de voorwaarde dat de gedragingen naar hun aard het beoogde doel kunnen bevorderen. Alleen op daarop gerichte, dat wil zeggen in de praktijk hevige, pijnverwekkingen heeft de bepaling betrekking.
Voorts is, in het licht van de verdragsbepaling, in een afzonderlijk lid verduidelijkt, dat ook wijzen van mishandeling die niet zozeer lichamelijke pijnen veroorzaken, maar psychische kwellingen, foltering kunnen opleveren. De voorgestelde wetsbepaling verlangt dat een toestand van hevige angst of een andere vorm van ernstige geestelijke ontreddering wordt teweeg gebracht en dat zulks opzettelijk geschiedt.
(...)
De uiterlijke kenmerken van de gedraging bestaan uit het opzettelijk toebrengen van hevige pijn of hevig leed, lichamelijk dan wel geestelijk, in termen van het Nederlandse strafrecht vertaald met mishandeling." (Staten van de Nederlandse Antillen, zitting 1995 - 1996, no. 3, p. 2, 3 en 7).