ECLI:NL:HR:2010:BJ7956
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Lourens
- J.A.C.A. Overgaauw
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Winst uit onderneming of rendementsgrondslag box III bij exploitatie van een windturbine
In deze zaak gaat het om de vraag of de opbrengst uit de exploitatie van een windturbine moet worden aangemerkt als winst uit onderneming of dat deze behoort tot de rendementsgrondslag van box III in de inkomstenbelasting. De belanghebbende, die samen met zijn echtgenote een bloemenkwekerij exploiteert, heeft in 2001 geïnvesteerd in een windturbine die in 2002 in gebruik is genomen. De turbine is geplaatst op grond die tot het privévermogen van de belanghebbende behoort. De belanghebbende heeft een contract afgesloten met een energiebedrijf voor de verkoop van de elektriciteit die de turbine opwekt.
De Inspecteur heeft een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd, waarbij hij de opbrengst uit de exploitatie van de windturbine als winst uit onderneming heeft aangemerkt. De Rechtbank te Haarlem heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag verminderd. Het Hof heeft echter de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en het beroep ongegrond verklaard. De belanghebbende heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat de windturbine een productie-inrichting vormt voor het opwekken van elektriciteit, en dat de opbrengst die de belanghebbende geniet van de exploitatie van de turbine van andere aard is dan een huurvergoeding. De Hoge Raad concludeert dat de exploitatie van de windturbine moet worden gekwalificeerd als het drijven van een onderneming, ook al is de hoeveelheid arbeid die daarbij verricht wordt gering. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en bevestigt de uitspraak van het Hof.