ECLI:NL:HR:2010:BJ3723
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van beklag ex art. 552a Sv met betrekking tot conservatoir beslag op banktegoeden
In deze zaak gaat het om een beklagprocedure ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) met betrekking tot conservatoire beslagen op bankrekeningen van de klaagster. De Hoge Raad heeft op 5 januari 2010 uitspraak gedaan in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem van 10 april 2008. De klaagster had bezwaar gemaakt tegen de conservatoire beslagen die waren gelegd in het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek (SFO). De Rechtbank had het bezwaarschrift van de klaagster ongegrond verklaard, waarna de klaagster in cassatie ging.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank bij de beoordeling van het beklag had moeten toetsen of er een redelijke verhouding bestond tussen de waarde van de inbeslaggenomen voorwerpen en de mogelijke hoogte van de betalingsverplichting. De Hoge Raad bevestigde dat de Rechtbank haar beslissing ook mocht baseren op mededelingen van de Rechter-Commissaris en de Officier van Justitie, en dat er geen rechtsregel was die dit in de weg stond. De Hoge Raad oordeelde verder dat de enkele omstandigheid dat de kennisneming van bepaalde processtukken aan de klaagster was onthouden, niet betekende dat de Rechtbank niet tot een rechtmatige beslissing kon komen.
De Hoge Raad concludeerde dat de behandeling van de zaak door de enkelvoudige kamer van de Rechtbank rechtmatig was, omdat de zaak van eenvoudige aard was. De Hoge Raad verwierp het beroep van de klaagster en bevestigde de beslissing van de Rechtbank, waarmee het beslag rechtmatig was gelegd en het belang van de strafvordering zich verzette tegen opheffing van het beslag.