ECLI:NL:HR:2009:BK7371

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04310 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage met betrekking tot diefstal en verblijf als ongewenste vreemdeling

Op 22 december 2009 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een herzieningszaak met nummer 09/04310 H. De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. J.W. van Leeuwen, advocaat te 's-Gravenhage, namens de aanvrager, die in 1986 geboren is en thans verblijft in een onbekende plaats. De aanvrager was eerder door de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage op 29 juli 2009 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden voor diefstal en voor het meermalen verblijven in Nederland als ongewenste vreemdeling. De aanvrage tot herziening berustte op de stelling dat er sprake was van een omstandigheid als bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder 1° van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De aanvrager stelde dat hij door de Politierechter was veroordeeld voor een overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), terwijl het Openbaar Ministerie in een eerdere zaak niet-ontvankelijk was verklaard in de vervolging van de aanvrager ter zake van een andere overtreding van artikel 197 Sr. Dit zou volgens de aanvrager een reden voor herziening zijn, omdat er sprake zou zijn van tegenstrijdige bewezenverklaringen.

De Hoge Raad heeft de aanvraag beoordeeld en vastgesteld dat de stelling van de aanvrager niet opgaat. De Hoge Raad oordeelde dat de omstandigheden zoals door de aanvrager aangevoerd, niet voldoen aan de vereisten voor herziening zoals gesteld in artikel 457 Sv. Er was geen sprake van tegenstrijdige bewezenverklaringen die niet met elkaar te verenigen zijn. Daarom heeft de Hoge Raad de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in aanwezigheid van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber.

Uitspraak

22 december 2009
Strafkamer
nr. 09/04310 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 29 juli 2009, nummers 09/407673-09 en 09/407899-09, ingediend door mr. J.W. van Leeuwen, advocaat te 's-Gravenhage, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, thans verblijvende in [plaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van 1. "diefstal" en 2. "als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. De aanvrage berust op de stelling dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 1°, Sv. Daartoe wordt aangevoerd dat de aanvrager door de Politierechter onder andere is veroordeeld ter zake van overtreding van art. 197 Sr, terwijl bij arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 5 maart 2009 het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in de vervolging van de aanvrager ter zake van een andere overtreding van art. 197 Sr, nu die vervolging, naar het oordeel van het Hof, geen redelijk doel diende. Voorts hebben ook de Politierechter in de Rechtbank te Utrecht bij vonnis van 1 april 2009 en de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage bij vonnis van 11 mei 2009 het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de aanvrager ter zake van art. 197 Sr.
3.2. Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder 1°, van art. 457 Sv slechts dienen een door opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheid dat bij onderscheidene arresten of vonnissen, bewezenverklaringen zijn uitgesproken die niet met elkaar zijn overeen te brengen.
3.3. Uit hetgeen hiervoor onder 3.1 is weergegeven volgt dat zich hier niet het geval als bedoeld in 3.2 voordoet, zodat de aanvrage niet kan worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 22 december 2009.