3.1 De president van de Rechtbank [A] heeft bij zijn verzoek aan de Procureur-Generaal om het ontslag van betrokkene te vorderen bijlagen gevoegd die afkomstig zijn uit het personeelsdossier van betrokkene, en die, zoals de Procureur-Generaal in zijn vordering heeft vermeld, voor zover hier van belang, het volgende inhouden:
(i) Betrokkene is bij Koninklijk Besluit van [datum] 1992 benoemd tot rechter in de Rechtbank [A];
(ii) Tot januari 1998 is betrokkene werkzaam geweest in de sector bestuursrecht. In de evaluatieverslagen uit die periode worden kritische opmerkingen gemaakt over de productiecijfers van betrokkene. In het verslag van het eerste evaluatiegesprek d.d. 9 augustus 1995 wordt de kwantiteit als aandachtspunt genoemd, maar worden tevens positieve opmerkingen gemaakt over de manier waarop leiding wordt gegeven aan de zitting en de kwaliteit van de uitspraken. Betrokkene heeft goed contact met haar collega's en levert een positieve bijdrage aan de opleiding van raio's en rio's. Uit het verslag van het evaluatiegesprek van 19 december 1996 blijkt dat wordt getwijfeld aan haar besluitvaardigheid en dat zij voorlopig nog een halve portie zaken krijgt toebedeeld. Tijdens een gesprek van 16 juni 1997 wordt gesproken over een overgang naar de strafsector. De beoordelaar is onder meer van mening dat een overgang voor betrokkene wenselijk is omdat haar functioneren in de bestuurssector "thans nogal wordt overschaduwd door de al enige jaren durende discussie over haar kwantitatieve prestaties".
(iii) Vervolgens is betrokkene tot januari 2001 werkzaam geweest in de sector strafrecht. In de evaluatieverslagen uit die periode worden opmerkingen gemaakt over de beperkte inhoudelijke inbreng van betrokkene in de raadkamer, onvoldoende contact met collega's, veelvuldige afwezigheid om thuis te werken, late afwerking van zittingen en vonnissen (soms worden zaken bij haar weg gehaald omdat deze te lang blijven liggen), onzekerheid tijdens de zittingen (veelvuldig schorsen, leunen op griffiers die soms de beslissing moeten formuleren, onvoldoende voorbereiding en onvoldoende kennis van zaken) en gebrek aan besluitvaardigheid. Het werd niet verantwoord geacht om betrokkene enkelvoudige zittingen te laten doen.
(iv) Van 12 april 1999 tot 17 mei 1999 viel betrokkene uit wegens ziekte. Mede op advies van de bedrijfsarts ontving betrokkene begeleiding door een externe deskundige. In de beoordeling van april 2000 wordt onder meer gesproken over fundamentele onzekerheid. Op deze beoordeling heeft betrokkene per brief gereageerd, waarin zij onder meer aangeeft dat deze conclusie haar overdreven lijkt.
(v) Uiteindelijk is in december 2000 besloten dat betrokkene zou terugkeren naar de bestuurssector en minder zou gaan werken (van 36 naar 30,6 uur gemiddeld per week). In de evaluatieverslagen van 2001 tot 2003 wordt vooral ingegaan op de manier waarop betrokkene zelf tegen haar werk aankijkt. Uit het verslag van 8 januari 2004 valt echter op te maken dat betrokkene vaak afwezig was, dat er onduidelijkheden waren over het opnemen van verlof, dat de collega's kritiek hadden op het functioneren van betrokkene en haar afwezigheid en dat er sprake was van achterstanden. Blijkens dit verslag zijn er concrete afspraken gemaakt met betrokkene (melden afwezigheid, niet meer thuiswerken, verhoging persoonlijke jaarnorm). In het evaluatieverslag van 24 maart 2004 staat dat er geen problemen zijn bij het doen van zittingen, dat de samenwerking met de ondersteuning over het algemeen goed is, maar dat de doorlooptijden absoluut niet worden gehaald en dat (nogmaals) wordt benadrukt dat betrokkene mee moet blijven doen in de sector en geen buitenbeentje moet zijn.
(vi) In oktober 2004 zijn opnieuw concrete afspraken gemaakt met betrokkene. Uit het verslag van het gesprek van 2 november 2004 komt onder meer naar voren dat de kwaliteit van de uitspraken goed is, maar dat het aanbeveling verdient dat betrokkene zich wat meer zichtbaar maakt in de organisatie. Ook komt ter sprake dat zij alert zal zijn op het openen en beantwoorden van e-mails.
(vii) Na een periode van ziekte (28 december 2004 tot 31 januari 2005) werd aan betrokkene betaald verlof verleend tot april 2005 om orde op zaken te stellen in haar privé- en familiesfeer (zij had de zorg voor haar zieke moeder op zich genomen). Uit een notitie van 20 januari 2005 volgt dat men het functioneren van betrokkene niet meer aanvaardbaar vindt. Er is onder meer geen grip op haar aanwezigheid, afwezigheid wordt niet conform de afspraken gemeld, er is sprake van gebrek aan verantwoordelijkheid voor een goede afhandeling van de zaken en van voortdurende achterstand.
(viii) Na afloop van haar verlof is betrokkene overgeplaatst naar de strafsector. In het verslag van een op 30 maart 2005 gehouden gesprek staat dat betrokkene zich door haar houding en gedrag buiten de organisatie heeft geplaatst, hetgeen voor de leiding van de sector bestuursrecht een onwerkbare situatie opleverde. Er werden werkafspraken gemaakt en aan betrokkene werd duidelijk gemaakt dat haar een laatste kans werd geboden om haar functioneren te verbeteren. Eind 2005 en begin 2006 was men redelijk tevreden. Wel werd aangegeven dat het tempo hoger zou moeten zijn en dat zij haar uiterlijk en hygiëne beter zou moeten verzorgen.
(ix) Op 14 april 2006 omstreeks 12.30 uur werd betrokkene door de politie in verwaarloosde toestand aangetroffen in haar woning. Zij was onder invloed van alcohol, de woning was sterk vervuild en er was sprake van brandgevaar. Omdat betrokkene onenigheid kreeg met de verbalisanten, is zij onder dwang mee genomen naar het bureau. Met het oog op haar eigen veiligheid en die van anderen is zij ingesloten in een ophoudkamer. Betrokkene kreeg vervolgens twee maanden verlof om orde op zaken te stellen en er werden afspraken gemaakt (betrokkene zou hulp zoeken en desverlangd aantonen dat er geen sprake meer was van alcoholproblematiek, zij zou frequent contact hebben met de sectorvoorzitter over de voortgang en hem ontvangen voor een huisbezoek).
(x) Op 20 juni 2006 vond een gesprek plaats tussen betrokkene en het bestuur van de rechtbank, waarin betrokkene te kennen is gegeven dat zij naar het oordeel van het bestuur intern en extern het gezag verloren had om het ambt van rechter nog te kunnen uitoefenen. Uit het verslag van dit gesprek blijkt dat betrokkene aangaf dat zij zich aan de gemaakte afspraken heeft gehouden (haar huis is nagenoeg op orde, zij heeft zich gemeld bij de huisarts en zij heeft contact met [C] over haar drankgebruik, met een maatschappelijk werker en een psycholoog). Het bestuur van de rechtbank heeft zich intussen wel beraden over de vraag of betrokkene nog wel kan functioneren in de rechtbank en is tot de conclusie gekomen dat dit niet het geval is. Gelet op de situatie zoals deze binnen en buiten de rechtbank bekend is geworden, is het bestuur van oordeel dat betrokkene het benodigde gezag heeft verloren om nog als rechter te kunnen functioneren. Meegedeeld wordt dat zij met ingang van 24 juni 2006 op non-actief wordt gesteld, dat een schorsingsverzoek zal worden ingediend bij de Procureur-Generaal en dat het bestuur voornemens is haar ontslag als rechter te bevorderen. Betrokkene wordt er op gewezen dat het voorval van 14 april 2006 zowel in- als extern een veel grotere uitstraling heeft gehad dan aanvankelijk werd gedacht en dat medewerkers van de rechtbank er op aan werden gesproken.
(xi) Later is vastgesteld dat betrokkene van 14 april 2006 tot 23 april 2007 volledig arbeidsongeschikt was als gevolg van ziekte.
(xii) Van 12 juli 2007 tot 21 september 2007 is betrokkene opgenomen geweest bij [D] Verslavingszorg te [plaats].
(xiii) Van 6 november 2007 tot 15 mei 2008 is betrokkene in het kader van de re-integratie voor twee dagen per week werkzaam geweest in de strafsector van de Rechtbank [E]. Bij die rechtbank was men niet tevreden over het werktempo, de inbreng in het raadkameroverleg, het collegiale verkeer en het optreden ter zitting. De conclusie van de begeleiders binnen de Rechtbank [E] was dat de re-integratie onvoldoende succesvol was gebleken om als basis te kunnen dienen voor verdere werkzaamheden binnen de strafsector van de Rechtbank [E].
(xiv) Betrokkene kreeg hierop een inzinking en was tot juli 2008 onbereikbaar. Met ingang van 20 augustus 2008 werd betrokkene volledig hersteld gemeld bij het UWV.