ECLI:NL:HR:2009:BK6546
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake ontnemingszaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 27 augustus 2007 is gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1968. Het beroep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. C.A. Lucardie, advocaat te 's-Gravenhage. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie behandeld onder nummer 08/01766. De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging, en heeft het beroep voor het overige verworpen.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden, aangezien er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Ondanks deze overschrijding van de redelijke termijn, heeft de Hoge Raad besloten dat er geen rechtsgevolg aan deze constatering verbonden hoeft te worden. Dit is mede gebaseerd op de opgelegde werkstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken.
De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarbij het vijfde middel, dat een klacht bevatte over de beslissing van het Hof in de ontnemingszaak, niet aan de vereisten voldeed om als cassatiemiddel te kunnen gelden. De overige middelen konden ook niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad heeft geoordeeld dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest is uitgesproken op 15 december 2009.