ECLI:NL:HR:2009:BK5982
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Verlenging van de verjaringstermijn bij uitstel van betaling in belastingzaken
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 21 april 2008 werd gedaan. De zaak betreft de kosten van vervolging in verband met een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, waarop de Ontvanger hem uitstel van betaling verleende, hoewel hij daar niet om had gevraagd. De Inspecteur verklaarde het bezwaar gegrond en verminderde de aanslag op 15 december 2005. Na het uitblijven van betaling, werd er een dwangbevel uitgevaardigd door de Ontvanger. De Rechtbank te Haarlem verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna het Hof de uitspraak van de Rechtbank bevestigde. Belanghebbende stelde cassatie in tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad beoordeelt in deze zaak de vraag of het recht tot dwanginvordering van de aanslag is verjaard. Het Hof had deze vraag ontkennend beantwoord. De Hoge Raad stelt vast dat de verjaringstermijn wordt verlengd met de tijd dat de belastingschuldige uitstel van betaling heeft, ongeacht of dit uitstel op verzoek is verleend. De Hoge Raad wijst erop dat de wet geen eisen stelt aan het verlenen van uitstel van betaling en dat dit ook ambtshalve kan gebeuren. De Hoge Raad concludeert dat het eerste middel van belanghebbende faalt, omdat er geen aanwijzingen zijn dat hij aan de ontvanger kenbaar heeft gemaakt geen verder uitstel te wensen.
Het tweede middel kan ook niet tot cassatie leiden, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en openbaar uitgesproken op 11 december 2009.