ECLI:NL:HR:2009:BK4524
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake de aanslag inkomstenbelasting en de motivering van ondernemerschap
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 19 september 2008, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die door de Inspecteur was gehandhaafd. De Rechtbank te Breda verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraak van de Inspecteur, maar het Hof verklaarde het hoger beroep van de Inspecteur gegrond en verwierp het beroep van belanghebbende. Hierop volgde het cassatieberoep.
De Hoge Raad oordeelt dat de maatschapsovereenkomst, die op 1 mei 2000 is aangegaan, bepalend is voor de vraag of belanghebbende als ondernemer kan worden aangemerkt. De Hoge Raad stelt vast dat de maatschap vanaf die datum voor gemeenschappelijke rekening werd gedreven en dat de vennootschap D B.V. de onderneming exploiteerde. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, omdat het Hof niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de maatschap geen onderneming dreef. De Hoge Raad verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling en beslissing.
Daarnaast wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende in cassatie. De Hoge Raad gelast dat de Staat het griffierecht aan belanghebbende vergoedt. Dit arrest benadrukt het belang van de juiste motivering bij de beoordeling van ondernemerschap in het kader van de inkomstenbelasting.