ECLI:NL:HR:2009:BK4520

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/02287
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • E.J. Numann
  • F.H. Koster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ambtshalve aanvulling van rechtsgronden en rechtsgevolgen

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit zes partijen, op 26 oktober 1995 verweerster en A B.V. gedagvaard voor de rechtbank te Dordrecht. Zij vorderden onder andere een verklaring voor recht dat verweerster en A hoofdelijk aansprakelijk zijn voor schade, en veroordeling tot schadevergoeding. De rechtbank verklaarde op 26 januari 2000 de eisers 4, 5 en 6 niet-ontvankelijk, maar oordeelde dat verweerster aansprakelijk was jegens eisers 1, 2 en 3 en veroordeelde haar tot schadevergoeding. Eisers gingen in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, waar verweerster incidenteel hoger beroep instelde. Het hof beval getuigenverhoren en vernietigde op 31 januari 2008 het vonnis van de rechtbank voor zover het de eisers en verweerster betrof, en wees de vorderingen van eisers af.

Eisers hebben cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt eisers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerster zijn begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman en E.J. Numann, en openbaar uitgesproken door vice-president F.H. Koster op 22 december 2009.

Uitspraak

22 december 2009
Eerste Kamer
08/02287
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Eiser 3],
wonende te [woonplaats],
4. [Eiseres 4],
gevestigd te [woonplaats],
5. [Eiser 5],
wonende te [woonplaats],
6. [Eiser 6],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerster], eisers onder 1, 2 en 3 als [eisers 1,2 en 3] en eisers onder 4, 5 en 6 als [eisers 4,5 en 6].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] c.s. hebben bij exploot van 26 oktober 1995 [verweerster] en [A] B.V. (hierna: [A]) gedagvaard voor de rechtbank te Dordrecht en gevorderd, kort gezegd,
- voor recht te verklaren dat [verweerster] en [A] hoofdelijk aansprakelijk althans elk afzonderlijk aansprakelijk zijn jegens [eiser] c.s. voor de schade als bedoeld onder nr. 17 van de inleidende dagvaarding en
- [verweerster] en [A] hoofdelijk, althans elk van hen, te veroordelen tot betaling aan [eiser] c.s. van schade-vergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
[Verweerster] en [A] hebben de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 26 januari 2000 de [eisers 4,5 en 6] niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen, voor recht verklaard dat [verweerster] jegens [eisers 1,2 en 3] aansprakelijk is voor de schade als bedoeld onder nr. 20 van de inleidende dagvaarding en [verweerster] veroordeeld tot betaling aan de [eisers 1,2 en 3] van een schadevergoeding nader op te maken bij wet en te vereffenen volgens de wet, en de vordering van [eisers 1,2 en 3] tegen [A] afgewezen.
Tegen het vonnis van de rechtbank hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. [Verweerster] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij tussenarrest van 23 mei 2006 heeft het hof getuigenverhoren bevolen. Na getuigenverhoren heeft het hof bij eindarrest van 31 januari 2008, in het principale en het incidentele beroep, het vonnis van de rechtbank vernietigd voorzover tussen [eiser] c.s. en [verweerster] gewezen, en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [eiser] c.s. jegens [verweerster] alsnog afgewezen.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.H. Koster op 22 december 2009.