4.3. Als bijlage is bij de aanvrage gevoegd een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 21 januari 2009 in de strafzaak tegen [medeverdachte], de medeverdachte van de aanvrager. Voor zover hier van belang houdt dit arrest het volgende in:
"Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair en onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
In het bijzonder overweegt het hof daaromtrent het volgende.
[Slachtoffer 1] heeft bij de politie op 31 december 2004 aangifte gedaan van diefstal met geweld, gepleegd op diezelfde dag op het Zandpad te Utrecht, waar zij op dat moment als prostituee werkzaam was. Zij heeft onder bedreiging van een pistool € 700,- afgegeven. Tijdens een fotoconfrontatie heeft zij verdachte herkend als zijnde degene die haar die nacht overvallen heeft.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft op 17 februari 2005 eveneens aangifte gedaan van diefstal door middel van geweld of afpersing en bedreiging met de dood, gepleegd in de nacht van 4 december 2004. Zij heeft tegenover de politie verklaard dat zij die nacht als prostituee werkzaam was op het Zandpad in Utrecht en dat er op een gegeven moment een jongen de woonboot opkwam die zij later leerde kennen als verdachte. Zij heeft vervolgens aan verdachte en een persoon die verdachte zijn neefje noemde onder bedreiging van een pistool € 200,- aan hen gegeven.
Tijdens de overval heeft verdachte met de telefoon van aangeefster (volgens [slachtoffer 2] de enige telefoon die zij toentertijd in gebruik had) zijn eigen mobiele nummer gebeld, zodat hij de beschikking kreeg over haar telefoonnummer, aldus aangeefster.
Een eventuele bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten zou in hoofdzaak steunen op de door aangeefster [slachtoffer 2] afgelegde verklaringen. Alsdan zou moeten vaststaan dat de inhoud van deze verklaringen zodanig betrouwbaar is dat dit boven elke twijfel verheven is. Het hof acht dit niet het geval op grond van onder meer het volgende:
- [Slachtoffer 2] is zeer goed in staat om op een overtuigende wijze te pas en te onpas een leugenachtig verhaal te houden. Dit blijkt uit haar - deels tegenstrijdige - verklaringen, maar ook uit het feit dat zij dit zelf ter terechtzitting van het hof heeft beaamd. Zo heeft zij bijvoorbeeld verklaard over tussen haar en haar vriend [betrokkene 1] gevoerde telefoongesprekken dat het mogelijk is dat zij tegen [betrokkene 1] bepaalde dingen heeft gezegd om hetgeen haar zou zijn overkomen erger te maken. Zo heeft zij verklaard dat zij om half twee 's nachts is overvallen en toen zij [betrokkene 1] om vijf over half drie belde, vertelde zij hem dat ze iedere keer gebeld werd door verdachte, terwijl uit de printgegevens blijkt dat verdachte haar op dat moment slechts één keer heeft gebeld. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] tegen de politie verklaard dat zij na de overval is afgeperst door verdachte. Ter terechtzitting van het hof heeft zij verklaard dat dat in werkelijkheid niet gebeurd is.
- In ieder geval in de periode van de tenlastegelegde feiten had [slachtoffer 2] omgang met personen uit de redelijk ondoorzichtige wereld van de zogenaamde "loverboys". Of en eventueel in hoeverre deze contacten bij (de beschuldigingen) van de tenlastegelegde feiten een rol hebben gespeeld is niet duidelijk geworden.
- Over "de afranseling en/of afrekening" van verdachte begin januari 2005, min of meer op verzoek van [slachtoffer 2], door de vriend [betrokkene 1] en enkele meegebrachte helpers wordt door [slachtoffer 2] verklaard alsof het de gewoonste zaak van de wereld is om op deze wijze een relatie te (laten) beëindigen.
- In het kader van een ander strafrechtelijk onderzoek zijn onder andere telefoongesprekken met aangeefster [slachtoffer 2] opgenomen. Uit het overzicht van de uitgewerkte telefoongesprekken in de nacht van 4 december 2004 blijkt dat [slachtoffer 2] diverse telefonische contacten heeft gehad met verschillende personen. Echter, het telefoontje dat verdachte volgens aangeefster gepleegd zou hebben om haar telefoonnummer te bemachtigen komt op het overzicht van de printlijst van de telefoontap niet voor.
Rond het gebeuren van het onder 2 tenlastegelegde blijven zoveel vragen en twijfels dat daarvan dient te worden vrijgesproken. Ook van het onder 1 tenlastegelegde acht het hof onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig, zeker nu - voor zover zulks al zou kunnen - een vergelijkbare modus operandi met het onder 2 tenlastegelegde feit gezien de vrijspraak daarvoor niet meer als steunbewijs gebruikt kan worden."