ECLI:NL:HR:2009:BK3577

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04126
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen beschikking tot voortzetting van inbewaringstelling in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van betrokkene tegen een beschikking van de rechtbank, waarbij een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in een psychiatrisch ziekenhuis is verleend. De officier van justitie had op 7 juli 2009 een verzoek ingediend bij de rechtbank voor deze machtiging, onderbouwd met een geneeskundige verklaring. De rechtbank heeft op 10 juli 2009, na het horen van betrokkene en een arts-assistent, de machtiging verleend voor de periode van 10 juli 2009 tot 31 juli 2009. Betrokkene heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen deze beschikking.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 22 december 2009 geoordeeld dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk is. De reden hiervoor is dat de geldigheidsduur van de verleende machtiging op 31 juli 2009 is verstreken, waardoor betrokkene geen belang meer heeft bij haar beroep. De conclusie van de Advocaat-Generaal, F.F. Langemeijer, strekte tot niet-ontvankelijkverklaring van betrokkene in haar cassatieberoep. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en verklaart betrokkene niet-ontvankelijk in haar beroep.

De uitspraak benadrukt het belang van de geldigheidsduur van machtigingen in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door vice-president F.H. Koster, en de zaak is behandeld door de vice-president J.B. Fleers en de raadsheren E.J. Numann en J.C. van Oven.

Uitspraak

22 december 2009
Eerste Kamer
09/04126
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT ALKMAAR,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
De officier van justitie heeft op 7 juli 2009, onder overlegging van (onder meer) een ondertekende geneeskundige verklaring een verzoek ingediend bij de rechtbank aldaar tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis.
Nadat de rechtbank betrokkene, bijgestaan door haar raadsvrouwe, alsmede een arts-assistent op 10 juli 2009 had gehoord, heeft zij bij beschikking van diezelfde datum de verzochte machtiging verleend voor de periode van 10 juli 2009 tot 31 juli 2009.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van betrokkene in haar cassatieberoep.
3. Ontvankelijkheid van het beroep
Het beroep is gericht tegen een beschikking op een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in art. 27 Wet Bopz.
De geldigheidsduur van de door de rechtbank op 10 juli 2009 verleende machtiging is echter ingevolge art. 30 Wet Bopz op 31 juli 2009 verstreken, zodat betrokkene geen belang meer heeft bij haar beroep en om deze reden daarin niet kan worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart betrokkene niet-ontvankelijk in haar beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.H. Koster op 22 december 2009.