ECLI:NL:HR:2009:BK3368
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Bewijsoverwegingen in cassatie betreffende diefstal uit geparkeerde voertuigen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van diefstal uit meerdere geparkeerde voertuigen op 26 november 2006 in Utrecht. Het Hof had de verklaring van getuige Y als betrouwbaar aangemerkt, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit oordeel onbegrijpelijk was, omdat de verklaring van getuige Y in tegenspraak was met de feiten zoals vastgesteld door de getuige X. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling.
De verdachte, geboren in 1988, had samen met een mededader meerdere inbraken gepleegd in geparkeerde voertuigen, waarbij zij goederen hadden weggenomen door middel van braak. De verklaringen van verschillende getuigen, waaronder benadeelden en medeplichtigen, werden als bewijs gebruikt. De Hoge Raad concludeerde dat de bewijsoverwegingen van het Hof niet logisch waren, gezien de tegenstrijdigheden in de getuigenverklaringen. Dit leidde tot de beslissing om de zaak terug te verwijzen naar het Gerechtshof, zodat deze opnieuw kon worden beoordeeld.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van consistente en begrijpelijke bewijsoverwegingen in strafzaken, vooral wanneer getuigenverklaringen tegenstrijdig zijn. De zaak illustreert ook de rol van de Hoge Raad als hoogste rechtscollege in Nederland, dat toezicht houdt op de rechtstoepassing door lagere rechters.