ECLI:NL:HR:2009:BK3254
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van een verwijderingsbevel door de burgemeester in het kader van de Gemeentewet en het EVRM
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de rechtmatigheid van een door de burgemeester van Amsterdam opgelegd veertien-dagen-verwijderingsbevel aan de verdachte, die zich op 19 maart 2005 in een door de burgemeester aangewezen drugsoverlastgebied bevond, terwijl hij zich daar niet mocht ophouden. De verdachte had eerder al meerdere keren een verwijderingsbevel gekregen en was door de politie gewaarschuwd. Het Hof had geoordeeld dat het verwijderingsbevel niet kon worden aangemerkt als een 'criminal charge' in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en verwees naar eerdere uitspraken waarin de verhouding tussen straf- en bestuursrechtelijke maatregelen werd besproken. De Hoge Raad oordeelde dat het veertien-dagen-verwijderingsbevel een ordemaatregel is die noodzakelijk is door recidiverende ordeverstorende gedragingen van de verdachte en dat dit niet gelijkgesteld kan worden aan een strafrechtelijke aanklacht. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de regel rechtvaardigden dat de bestuursrechter de rechtmatigheid van het bevel had beoordeeld. De uitspraak van de Raad van State, die het eerdere oordeel van de rechtbank bevestigde, werd door de Hoge Raad gerespecteerd.