ECLI:NL:HR:2009:BK3079
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de berekening van BPM voor een in Duitsland gekochte gebruikte personenauto
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 november 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de berekening van de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) voor een door een autohandelaar in Duitsland gekochte gebruikte personenauto. De belanghebbende, een autohandelaar, had op 24 september 2007 aangifte gedaan voor de BPM na de aankoop van een Volkswagen Phaeton voor € 26.000 in Duitsland. De auto werd vervolgens verkocht aan een Nederlandse particulier voor € 37.500. De belasting was berekend op basis van een waarde van € 43.500, vastgesteld door een taxateur van de Inspecteur. De belanghebbende maakte bezwaar tegen dit bedrag, stellende dat de BPM berekend moest worden op basis van de in Duitsland betaalde inkoopprijs.
De Rechtbank had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en het BPM-bedrag verlaagd. De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat ingevolge artikel 90 EG een ingevoerde gebruikte auto niet mag worden onderworpen aan een hogere belasting dan de belasting die rust op een gelijksoortige auto die al in Nederland geregistreerd is. Dit betekent dat de BPM voor de onderhavige auto vergeleken moet worden met de BPM die rust op een auto die door een handelaar in Nederland is ingekocht.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van de Rechtbank, en verwees de zaak terug naar de Rechtbank te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. Dit arrest benadrukt de noodzaak om bij de BPM-berekening rekening te houden met de inkoopprijs in plaats van de verkoopprijs, om te voorkomen dat de belasting hoger uitvalt dan die voor vergelijkbare voertuigen in Nederland.