ECLI:NL:HR:2009:BK3072
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- O. de Savornin Lohman
- W.D.H. Asser
- F.H. Koster
- Rechtspraak.nl
Geschil over onderhandse executoriale verkoop van een woning
In deze zaak gaat het om een geschil over de onderhandse executoriale verkoop van een woning. Eiser, wonende te [woonplaats], heeft de Coöperatieve Rabobank Leiden, Leiderdorp en Oegstgeest U.A. en Rabohypotheekbank N.V. gedagvaard voor de rechtbank ’s-Gravenhage. Eiser vorderde een bedrag van € 109.076,50, met rente en kosten, van de bank en de maatschap. De rechtbank heeft na een comparitie van partijen de vordering van eiser afgewezen bij eindvonnis van 6 april 2005. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage, dat op 5 maart 2008 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij de advocaat van eiser de zaak heeft toegelicht. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op nihil aan de zijde van de bank en de maatschap. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.