ECLI:NL:HR:2009:BK2129

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01876
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.W. Ilsink
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijswaarde van verklaringen van de raadsman in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1968, was aangeklaagd voor het niet hebben van een geldige verzekering voor een motorrijtuig op 21 juni 2006. Het Hof had bewezen verklaard dat de verdachte als kentekenhouder niet voldeed aan de verplichtingen van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.J. Baumgardt, stelde dat de mededelingen van de raadsman tijdens de zitting in hoger beroep niet als wettige bewijsmiddelen konden worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelde dat de verklaringen van de raadsman, die op basis van artikel 279, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering waren gedaan, niet als bewijs konden dienen. Dit was in strijd met eerdere jurisprudentie, waarin was vastgesteld dat dergelijke verklaringen niet als wettige bewijsmiddelen kunnen worden gebruikt. De Advocaat-Generaal Aben had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof, wat de Hoge Raad heeft bevestigd. De zaak wordt nu opnieuw behandeld door het Gerechtshof te 's-Gravenhage.

Uitspraak

15 december 2009
Strafkamer
nr. 08/01876
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Enkelvoudige Kamer, van 15 april 2008, nummer 22/005382-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Bij de Hoge Raad is een geschrift van de verdachte ingekomen. Omdat volgens art. 437, tweede lid, Sv uitsluitend een raadsman namens de verdachte middelen van cassatie kan indienen, kan de Hoge Raad dit geschrift niet beschouwen als een schriftuur houdende middelen van cassatie.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte een ter terechtzitting in hoger beroep gedane mededeling van de raadsvrouwe tot het bewijs heeft gebezigd.
2.2. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij op 21 juni 2006 te Sint Maartensdijk, als degene aan wie voor een motorrijtuig (personenauto) het kenteken [AA-00-BB] was opgegeven, en waarvoor een kentekenbewijs was afgegeven, niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen had gesloten en in stand gehouden."
2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer het volgende in:
"De voorzitter doet mededeling van een faxbericht, d.d. 15 april 2008, inhoudende de mededeling van de verdachte dat deze afstand doet van het recht bij de behandeling van de zaak in hoger beroep aanwezig te zijn.
Als raadsvrouwe van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. M.T.E. Kranenburg, advocate te Bergen op Zoom, die desgevraagd door de voorzitter mededeelt door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdediging te voeren.
(...)
Bewijsmiddel:
1. Het proces-verbaal van het Centraal Justitieel Incasso Bureau te Leeuwarden, nr. 11.80.8200.6013.2, d.d. 10 november 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 1]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven, als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Op 21 juni 2006 heeft de Dienst Wegverkeer, Centrum voor Voertuigtechniek en Informatie, bureau Handhaving te Veendam door middel van registervergelijking geconstateerd dat in het Centraal Register Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen voor het motorvoertuig, zijnde een personenauto, voorzien van het kenteken [AA-00-BB] geen geldige verzekering als bedoeld in artikel 30 Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen stond geregistreerd.
Uit opgave uit het kentekenregister bleek dat op 21 juni 2006 geen sprake was van een schorsing van de geldigheid van het kentekenbewijs als bedoeld in artikel 67 van de Wegenverkeerswet 1994 en dat het kenteken op die datum en dat tijdstip was opgegeven aan:
Verdachte
Naam: [achternaam verdachte]
Voorletters: [voorletters]
Voornamen: [voornamen]
Geslacht: Mannelijk
Geboortedatum: [geboortedatum] 1968
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geboorteland: Nederland
Straat: [a-straat 1]
Postcode + Woonplaats: [woonplaats]
(...)
De raadsvrouw voert - kort en zakelijk weergegeven - het woord tot verdediging:
Mijn cliënt bekent het tenlastegelegde."
2.4. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:
"Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de mededeling van de gemachtigde raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 15 april 2008 dat haar cliënt het hem tenlastegelegde bekent, bezien in samenhang met de feiten en omstandigheden die in het hiervoor onder 1 vermelde bewijsmiddel zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring."
2.5. Zoals de Hoge Raad in eerdere jurisprudentie heeft geoordeeld, kunnen verklaringen en mededelingen van de raadsman die ter terechtzitting, al dan niet op de voet van art. 279, eerste lid, Sv, als zodanig optreedt, niet als wettige bewijsmiddelen gelden (vgl. HR 31 oktober 2006, LJN AX9179). Dat heeft het Hof miskend. Het middel klaagt daarover terecht.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 15 december 2009.