ECLI:NL:HR:2009:BK2123

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01810 A
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie in een strafzaak tegen een verdachte uit de Nederlandse Antillen

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie door een verdachte uit de Nederlandse Antillen. De Hoge Raad heeft op 15 december 2009 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte had een beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Hof, maar de schriftuur die door zijn raadsman was ingediend voldeed niet aan de wettelijke vereisten. De Hoge Raad oordeelt dat voor onderzoek door de cassatierechter alleen middelen van cassatie in aanmerking komen die voldoen aan de eisen zoals gesteld in de wet. Dit houdt in dat er een stellige en duidelijke klacht moet zijn over de schending van een rechtsregel of het verzuim van een vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gedaan. In dit geval was de schriftuur niet aan deze vereisten voldaan, waardoor deze onbesproken moest blijven.

Daarnaast heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de verdachte niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie had ingediend. Dit betekent dat het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet in acht is genomen. Hierdoor kon de verdachte niet in het beroep worden ontvangen. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep, wat betekent dat het beroep niet verder in behandeling werd genomen.

Uitspraak

15 december 2009
Strafkamer
nr. 08/01810 A
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 10 maart 2008, nummer H-20/08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965, wonende op [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.A.P.J. van der Sloot, advocaat te Oranjestad (Aruba), bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de schriftuur en de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als in de wet bedoeld. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De schriftuur voldoet niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moet blijven.
2.2. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 15 december 2009.