ECLI:NL:HR:2009:BK2002

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01586
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding tussen partijen na verzoekschrift en hoger beroep

In deze zaak verzocht de vrouw op 17 juli 2007 de rechtbank Leeuwarden om tussen partijen echtscheiding uit te spreken. De man heeft dit verzoek bestreden. Na een tussenbeschikking op 14 november 2007 heeft de rechtbank op 13 februari 2008 de echtscheiding uitgesproken. De man ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden, waar hij verzocht om de eindbeschikking van de rechtbank te vernietigen en de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek om echtscheiding. Het hof bekrachtigde op 20 januari 2009 de beschikking van de rechtbank. Hierop heeft de man cassatie ingesteld. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 81 RO is nadere motivering niet nodig, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 22 december 2009 de beschikking gegeven, waarbij het beroep van de man werd verworpen. De uitspraak werd gedaan door de raadsheren A. Hammerstein, F.B. Bakels, W.D.H. Asser, en openbaar uitgesproken door vice-president F.H. Koster.

Uitspraak

22 december 2009
Eerste Kamer
09/01586
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 17 juli 2007 ter griffie van de rechtbank Leeuwarden ingediend verzoekschrift heeft de vrouw zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, tussen partijen echtscheiding uit te spreken.
De man heeft het verzoek bestreden.
Na een tussenbeschikking van 14 november 2007 heeft de rechtbank bij eindbeschikking van 13 februari 2008 tussen partijen echtscheiding uitgesproken.
Tegen deze eindbeschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. De man heeft verzocht de eindbeschikking van de rechtbank te vernietigen en, opnieuw beslissende, de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek om tussen partijen echtscheiding uit te spreken.
Bij beschikking van 20 januari 2009 heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.H. Koster op 22 december 2009.