ECLI:NL:HR:2009:BK2000

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01399
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Hammerstein
  • O. de Savornin Lohman
  • F.B. Bakels
  • F.H. Koster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewijsaanbod in verkeersongeval en de vrijheid van tegenbewijs

In deze zaak gaat het om een verkeersongeval waarbij [eiser], als bestuurder van een bromfiets, ernstig gewond raakte na een botsing met een andere bromfiets, bestuurd door [verweerder 2]. Unigarant N.V., de verzekeraar van [verweerder 2], en [verweerder 2] zelf zijn door [eiser] aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden. De rechtbank heeft de vordering van [eiser] om meer dan 50% van zijn schade vergoed te krijgen, afgewezen. Dit vonnis werd later door het gerechtshof te Arnhem bekrachtigd. Tegen dit eindarrest heeft [eiser] cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 22 december 2009 het arrest van het gerechtshof vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat het bewijsaanbod van [eiser] om tegenbewijs te leveren, gespecificeerd moest worden. Volgens artikel 151 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat het leveren van tegenbewijs vrij. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof [eiser] zonder meer tot dit bewijs had moeten toelaten. Daarnaast heeft de Hoge Raad vastgesteld dat het bewijsaanbod van [eiser] niet beperkt was tot het horen van [verweerder 2] als getuige, maar ook andere getuigen omvatte.

De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing. De beslissing over de kosten van het geding in cassatie is gereserveerd tot de einduitspraak. De kosten zijn begroot op € 469,62 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris aan de zijde van [eiser], en € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris aan de zijde van Unigarant N.V. en [verweerder 2].

Uitspraak

22 december 2009
Eerste Kamer
08/01399
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. N.C. van Steijn,
t e g e n
1. UNIGARANT N.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. E. van Staden ten Brink.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Unigarant c.s., verweerders ieder afzonderlijk ook als Unigarant en [verweerder 2].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploten van respectievelijk 1 en 4 juli 2005 Unigarant c.s. gedagvaard voor de rechtbank Zwolle-Lelystad en gevorderd, kort gezegd, Unigarant c.s. hoofdelijk te veroordelen om de door [eiser] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade te vergoeden, nader op te maken bij staat, met rente en kosten.
Unigarant c.s. hebben de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 26 juli 2006 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Na tussenarrest van 10 juli 2007 heeft het hof bij eindarrest van 18 december 2007 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Unigarant c.s. hebben zich ten aanzien van onderdeel 5 van het cassatiemiddel gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad en voor het overige geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot vernietiging van het bestreden arrest van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, en tot verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 10 november 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2. [Eiser] is als bestuurder van een bromfiets ernstig gewond geraakt bij een botsing met een andere bromfiets, bestuurd door [verweerder 2]. Unigarant is de verzekeraar van [verweerder 2], en beiden zijn door [eiser] aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade als gevolg van het ongeval. Zij hebben de stelling van [eiser] betwist dat [verweerder 2] plotseling en zonder richting aan te geven linksaf is geslagen waardoor de botsing is ontstaan. Zij hebben evenwel aansprakelijkheid erkend voor 50% van de schade. De rechtbank heeft de vordering van [eiser], strekkende tot toewijzing van meer dan 50% van zijn schade, afgewezen en het hof heeft het eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd.
3.2 Unigarant c.s. hebben (mede) als verweer gevoerd dat [eiser] met (te) hoge snelheid heeft gereden. Deze heeft dit betwist met de stelling dat hij niet te hard heeft gereden (niet harder dan 30 km per uur) en zeker niet met de snelheid die in een van de rapporten wordt vermeld. Hij heeft op dit punt bewijs aangeboden dat door het hof is gepasseerd in rov. 8 van het eindarrest. Het hof heeft overwogen dat het aanbod om [verweerder 2] als getuige te doen horen onvoldoende specifiek/relevant is, nu deze ten overstaan van de politie, kort na het ongeval, tot twee keer toe heeft verklaard dat hij [eiser] niet heeft zien naderen, en [eiser] dit gegeven zelf als vaststaand heeft aanvaard, zodat niet in te zien valt dat [verweerder 2] iets zou kunnen verklaren over de snelheid waarmee [eiser] kort voor het ongeval heeft gereden.
3.3 Daartegen keert zich onderdeel 5 allereerst met de klacht dat het hof heeft miskend dat het voormelde bewijsaanbod strekt tot het leveren van tegenbewijs tegen het door Unigarant c.s. geleverde schriftelijke bewijs, en dus is uitgegaan van de onjuiste rechtsopvatting dat dit tegenbewijs behoort te worden gespecificeerd. Deze klacht treft doel. Ingevolge art. 151 lid 2 Rv. staat tegenbewijs vrij. Het hof had [eiser] zonder meer tot dit bewijs moeten toelaten.
3.4 Onderdeel 5 bevat voorts de klacht dat het hof ten onrechte ervan is uitgegaan dat het bewijsaanbod van [eiser] zich beperkte tot [verweerder 2] als getuige en tot diens waarneming van de snelheid. Ook deze klacht is gegrond. Uit de processtukken kan immers geen andere conclusie worden getrokken dan dat het bewijsaanbod, dat inhield het horen van "de getuigen, waaronder [verweerder 2] zelf", betrekking had op meerdere getuigen.
3.5 De overige in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gelet op art. 81 RO, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van vragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.6 Unigarant c.s. hebben zich ten aanzien van onderdeel 5 gaaf gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad. Dit heeft tot gevolg dat de beslissing over de kosten van het geding in cassatie moet worden gereserveerd als na te melden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 18 december 2007;
verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar het gerechtshof te Amsterdam;
reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak;
begroot deze kosten tot op de uitspraak in cassatie aan de zijde van [eiser] op € 469,62 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, en aan de zijde van Unigarant c.s. op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.H Koster op 22 december 2009.