ECLI:NL:HR:2009:BK1603
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet en schending van het concurrentiebeding in arbeidsrechtelijke geschillen
In deze zaak heeft [eiser] op 22 januari 2004 [verweerster] gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam, sector kanton, met vorderingen die onder andere betrekking hadden op achterstallig loon en vakantiegeld. [Verweerster] heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd dat [eiser] wanprestatie heeft gepleegd en het concurrentiebeding heeft overtreden. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 18 oktober 2005 [verweerster] veroordeeld tot betaling van een deel van de vorderingen van [eiser], maar heeft verdere beslissingen aangehouden. In het eindvonnis van 14 november 2006 heeft de kantonrechter [eiser] in reconventie veroordeeld tot schadevergoeding en betaling van boetes wegens overtreding van het concurrentiebeding.
[Verweerster] heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 5 juni 2008 het eindvonnis gedeeltelijk heeft vernietigd en [eiser] heeft veroordeeld tot betaling van een lager bedrag aan boetes. [Eiser] heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] zijn begroot op € 1.571,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest is openbaar uitgesproken op 18 december 2009.