ECLI:NL:HR:2009:BK1602
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Onteigeningsrecht en schadeloosstelling voor tussengekomen huurder van onteigend perceel
In deze zaak gaat het om een onteigeningsgeschil waarbij de Hoge Raad op 18 december 2009 uitspraak doet over de hoogte van de schadeloosstelling die toekomt aan een tussengekomen huurder van een onteigend perceel langs de Rijksweg A4. De eiser, handelende onder de naam [A], had een huurovereenkomst met zijn vader voor een perceel van ongeveer 500 m², waarop zich vier grote reclameborden bevonden. De huurprijs bedroeg € 365.157,-- per jaar, en de onteigening vond plaats op 10 april 2006. De rechtbank had eerder de onteigening toegewezen en de schadeloosstelling vastgesteld op € 365.157,--, vermeerderd met rente en kosten. Eiser ging in cassatie tegen dit eindvonnis.
De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte een aftrek van het voordeel vanwege voortgezet gebruik door eiser heeft toegepast, wat niet verenigbaar is met de gefixeerde schadeloosstelling volgens artikel 42 lid 2 van de Onteigeningswet. De Hoge Raad vernietigt het vonnis van de rechtbank en stelt de schadeloosstelling voor eiser vast op € 730.314,--, inclusief een samengestelde rente van 3,5% per jaar over het bedrag van € 707.814,-- vanaf 1 juli 2007 tot de dag van uitspraak. De Staat wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de uitspraak tot aan de algehele voldoening. De kosten van het geding in cassatie worden ook aan de Staat opgelegd.