ECLI:NL:HR:2009:BK1601
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Onteigening en schadeloosstelling bij reclameborden langs Rijksweg
In deze zaak gaat het om de onteigening van een perceelsgedeelte langs de Rijksweg A4, waarop zich reclameborden bevonden. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, heeft de onteigening gevorderd van een onroerende zaak die eigendom was van verweerder 1. Verweerder 2, de huurder van het perceelsgedeelte, heeft zich als tussenkomende partij gevoegd in de procedure. De rechtbank heeft op 11 januari 2006 de onteigening toegewezen en op 30 januari 2008 de schadeloosstelling vastgesteld voor zowel de eigenaar als de huurder. De eigenaar, verweerder 1, kreeg een schadeloosstelling van € 4.620.371,57, terwijl de huurder, verweerder 2, € 365.157,-- ontving, vermeerderd met rente en kosten.
De Staat heeft tegen dit eindvonnis cassatie ingesteld, waarbij de Hoge Raad zich moest buigen over de hoogte van de schadeloosstelling. De Hoge Raad oordeelde dat de onteigeningsrechter zelfstandig de schadeloosstelling moet vaststellen, ook al kan deze afwijken van het advies van deskundigen. De Staat mocht niet zonder meer vertrouwen op de lagere huurprijs die door de rechtbank was vastgesteld. De Hoge Raad bevestigde dat de invloed van huurwaardedrukkende factoren niet exact hoeft te worden vastgesteld, maar dat de rechter dit effect mag schatten. Dit is in lijn met de strekking van artikel 42 lid 2 van de Onteigeningswet, dat beoogt om bij de vaststelling van de schade voor de huurder te voorkomen dat er onduidelijkheden ontstaan.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de Staat verworpen en de Staat veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De uitspraak benadrukt de zelfstandige rol van de onteigeningsrechter en de noodzaak om bij het vaststellen van schadeloosstelling rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de zaak.