ECLI:NL:HR:2009:BK1521
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 januari 2007, betreffende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 1996 tot en met 1999. De belanghebbende ontving een navorderingsaanslag over het jaar 1996 en aanslagen voor de jaren 1997, 1998 en 1999. Na bezwaar tegen deze aanslagen, werd de navorderingsaanslag over 1996 verminderd, terwijl de aanslagen voor 1997 en 1998 werden gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde voor 1996, maar gegrond voor 1997 en 1998, en de aanslagen voor deze jaren verminderde. De uitspraak van het Hof werd aan het arrest gehecht.
Belanghebbende stelde beroep in cassatie in tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in. De zaak werd toegelicht door de advocaten van beide partijen. Het Hof had vastgesteld dat belanghebbende voor het jaar 1996 niet de vereiste aangifte had gedaan, mede gebaseerd op het feit dat de informatie die belanghebbende aan zijn belastingadviseur had verstrekt, geen gegevens over het privégebruik van een auto bevatte. Dit werd door belanghebbende betwist, maar het Hof oordeelde dat de hoogte van de niet-aangegeven inkomsten, die ten minste f 56.050 bedroeg, meebracht dat belanghebbende zich bewust moest zijn van zijn aangifteplicht.
De Hoge Raad oordeelde dat de overige middelen van belanghebbende ook niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, zonder termen aanwezig te achten voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest werd uitgesproken op 30 oktober 2009 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.